Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 218] [p. 218] XII. Grauwe avondwolken hangen laag rondom, Bruin-wollen duisternis ligt over 't land Getrest, waartusschen - een vaal-bleeke band - De weg kruipt, even scheemrend, smal en krom. Wat olmen staan er roerloos hoog en stom; Ver donkert somber aan den kimmenrand Een boschje tegen grijzen hemelwand Waar 't wolkenheir aldoor langs hooger klom. Verlatenheid snikt in den loomen nacht En weemoed waakt op 't droomelooze veld, Er is geen enkel zacht geluid meer wakker. - Een moede man keert zwijgend van zijn akker. - De scheper komt, den tragen stap versneld: Hij heeft vergeefs op de avondster gewacht. Vorige Volgende