Wie heeft er niet geweend om een droom die gestorven is, en wie heeft geen illusies gedragen uit zijn hart?
O, zij was goed en schoon, en ik had haar zeer lief; zij was geene vreemde in de lanen mijner droomen.
Ook gingen wij saam in 't verre Zuid, dê Lente tegemoet....
Toen zeide er een: ‘Ziet gij niet hoe bleek zij is? Zij zal spoedig sterven!’
En gaande in de eenzaamheid, weende ik over haar.