Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 188] [p. 188] XIV. Klokkenzangen slaan de zwingen Blijde door de blauwe lucht: Schijnt de hemel niet te zingen, Ruischend van hun wiekgerucht? Schoon als heilbelofte blinken Zal de hemel, stralend-breed, Wen die klokken eenmaal klinken, Als 'k met u ten tempel treed. Lief, als blanke duiven wiegen Zich die zangen in mijn droom... Zullen ze eenmaal om mij vliegen Vaalgewiekt, van tranen loom? Zullen zij met klageklanken Me eenmaal roepen tot uw baar? Dat ze ook dan mijn beden wenken: Blijde, blanke maagdenschaar. [pagina 189] [p. 189] Juichend treden mijn gebeden Dan uw zaalge ziel te moet, Dragen U naar 't eeuwig Eden, Rozeomwolkt in gloriegloed. Mee zal heel de hemel zingen Ruischend van uw wiekgerucht, Klokken, slaat de blijde zwingen Juichend door de gouden lucht. Vorige Volgende