Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 175] [p. 175] III. De weide was van bloemen bont, De boomen ruischten waar wij gingen; Ik hoorde alom de vogels zingen: Mij dacht dat ik hun lied verstond. Toen ge aan uw arm mij rondgeleidde, Was 't of de hemel openviel: Als bloesems daalden in mijn ziel De woorden die gij zacht mij zeide. Van toen heeft mij uw hart behoord, Mijn Lief, mijn lust, mijn vreugd, mijn smarte! Sinds als een bruidskrans om mijn harte Draag ik de weelde van uw woord. Vorige Volgende