Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 176] [p. 176] IV. Over het water vloeide een weg van goud; Rood zonk de zon achter het roerloos woud. Blauwig en purper was zijn donker diep, Waar 't laatste hoorngehelm nu huiswaarts riep. Grauw groeide 't weigroen bij het boschbegin. De zwanen dommelden op 't water in. En moegezongen 't avondluien zweeg, Terwijl alom de grijze nevel steeg. 't Is al in weemoed zwijgend heengegaan... Over de neevlen lichtte wit de maan... En door den mist viel licht haar blanke schijn, En 't al was blank en licht en zilverrein. Niets meer dan zilver, één wit-zilvren mist, Tot geen van weide of woud of water wist. [pagina 177] [p. 177] Blank daar alleen hoogklaar het maangezicht: Alléén, alom uw liefde.... en 't al licht, licht. Eén aarde en hemel in wit-stillen brand: Niets dan uw liefde - en licht mijn schemerland. Vorige Volgende