Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 166] [p. 166] XX. Weest, verzen, schoon als prinsen en satrapen, In purper fulp gedost en sneeuwen zij, 't Paarlengewaad van zoete specerij Welriekend, goud omspangd de blonde slapen; Als fijn-gelede, lenige edelknapen, Van pluimen 't hoofd omwapperd, rij aan rij, In blauw en rose, luiten aan hun zij, Waar handenvol zij goud-muziek uit rapen; Weest, verzen, schoon als vorstlijke edelvrouwen, Het goudbrocaat bedauwd met diamant; - En gaat mijn Lief in staatgen stoet vooruit... Dan zullen aller oogen open schouwen; En vraagt men, wie de schoone is, in welk land Vorstin? - dan zegt: Zij is des dichters Bruid! Vorige Volgende