Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 165] [p. 165] XIX. Gelijk in 't blanke diep de hooge zon Zich spiegelt, paarlen plengend en koraal En zuiver goud in zilvren waterschaal, De wel omtoovrend tot een wonderbron: Zoo staart gij in mijn ziel met schoon gestraal Van teedre liefde en met uw glimlach won Ik, die tot nu toe enkel droomen kon, Paarlend geluid en gouden godentaal. Volhandig put ik uit mijn purpren vliet, En sprenkel pracht van woorden om mij heen, Met gulle golven gulpt mijn gulden lied. Ik weet waaraan 'k dien overvloed ontleen, Al vat ik nauw wat wonder me is geschied: Gij spraakt het tooverwoord, en anders géen. Vorige Volgende