Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 163] [p. 163] XVII. Mijn hart is luid in oproer uitgebroken En heeft zijn hooge trotschheid neergedaan, Heeft blijde dijk en dammen doorgestoken En neergestort den duldeloozen waan; Hoog op de tinne glorievol ontploken De blanke banen uwer liefdevaan: In nieuwen luister ligt mijn land ontloken, In nieuwe schoonheid stralend opgegaan. Zijn zeven vorsten met geheel hun volk Komen met vreugdejubel u te moet, De kroon u biedend van mijn zielerijk. Stijg op der Liefde wagen, in een wolk Van rozen en muziek en geuren zoet, Er stralende intocht houdend, koninklijk! Vorige Volgende