Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 159] [p. 159] XIII. Lief, zeg niet dat dit vuurwerk is van woorden Die, bontgevederd, spatten met een knal In 't blauw, en zinken dan in zachten val; En 't is weer stil, of geen hun juichkreet hoorde, En avond, of niet even nog de hal Des hemels duizend pijlen lichts doorboorden En de avondwanden van hun schittring gloorden; - Lief, heet ze vuurwerk niet met leegen schal! De sterren mijner liefde - nu zoo klaar Is om u de avond heen, zoo licht en lauw, Ziet ge even, flauw hun verren glimlach; maar Weet niet wat vast en hel in 't diepste blauw Te stralen staat, u trouwe wachtrenschaar: In 't diepe donker blinkt hun blanke trouw! - Vorige Volgende