Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 158] [p. 158] XII. O Lief in 't sleepgewaad, met hermelijn - Het zacht sneeuwwitte zwartgevlekt - omrand, Lijkt gij wel uit een heel ver tooverland Van feelijke princessen thuis te zijn. Het donswit overstuift met diamant En fonkeltintling gouden zonneschijn En weeft goud-wijle om 't hoofd u, wazigfijn... Laat mij, Vorstin, ten kus toe van uw hand. Ook zal u de allerschoonste diadeem Ontbreken niet, aanvaardt ge, u neigend, uit Mijn hand dees kroon van liedren fijn gesmeed. Laat me als heraut u zijn of schildknaap; neem Me als knecht, als slaaf, Vorstin, of oorlogsbuit; Laat slechts den grond mij kussen waar gij treedt. Vorige Volgende