Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 157] [p. 157] XI. O Liefste, mijn wit Lief, mijn teer, zacht-blank, In donker wollig kleed, dat warm geplooid In weeken lijnenval de pracht vermooit Der rijzige gestalte, statig slank. Rondom uw zwarte krulhaar, rond en rank Den breeden hoedboord overdonzend, glooit Dofdonkre veerpluim, die den tooi voltooit, Den sombren tooi, dien 'k kouden winter dank. O Liefste blank, die zijt zoo ijl en fijn, Zoo gansch een lent van teergetinte pracht, Mijn heerlijk Lief, zoo licht en hemelrein, Laat blank mij lelies en heel wit satijn Spreiden om u, van liedren, vlinderzacht, En allerpuurste-liefde-zonneschijn. Vorige Volgende