Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 121] [p. 121] Herfstavond. De luchten hangen zwaar van grijze dampen, En de avond vloeit van vlotten horizont Naar 't dal, waar trossen duisternis zich klampen Aan dor geboomte en vochtig-grauwen grond. En vér verrommelt dof machinestampen.... Het leven legt den vinger op den mond; In 't donker blinken, één voor één, de lampen En zien met groot-verwonderde oogen rond. Daar heerscht een weevol luistrend zwijgen buiten, 't Ligt àl in doodslaap; - tóch, in onverklaard Gerucht, hoor 'k 's levens harteklop zich uiten.... Schoon donkre nacht u zwijgend ook omwaart; - Tóch blijft een spreken zacht van lichte ruiten, Waaruit de hoop u troostend tegenstaart. Vorige Volgende