Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 110] [p. 110] Pastorale. Rood lag de zon in geel oranje en goud Dat voren groef door grauwen avondmist: Blauwgrijs een waas, als scheemrend amethyst, Viel over 't veld en 't verre, vale woud. De weg gleed met twee rijen boomen, door De stilte, al smaller òp door d' avonddoom En met een ver lied daalde uit d' avondgloor Een herder laat, - een lang-vergeten droom... Hij dreef der heerde witte weemling mij Te moet en lachte, en zette in 't gras zich neer; En alles hoorde naar zijn melodij, Wit-vredig in der neevlen schemermeer. - Toen wist ik weer op eenmaal als ontwaakt Dat gij zaat naast me, een glans op uw gelaat, en Dat gij uit de avondglorie tot mij spraakt 't Andante zacht der Beethoven-Sonate. Vorige Volgende