Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 94] [p. 94] Dageraad. 't Geelroode koper van den morgenstond En zijn bazuinen blazen goudgemond De jonge lucht vol tintelend geluid En blinkend lichtblij lustgeschetter. Uit Het droomrig, donker diep der stille kim Springt straal bij straal, het schitrend goudgeglim Van vonklende muziekfonteinen op, Die gouden regen sprenklen op den top Der morgenwolken, tot ze goudbelaên Als zomertuinen plots te bloeien staan, Terwijl in 't dal er tusschen mist-verreind Het gouden meer der morgenzon verschijnt. Doch wat een meer leek, wordt een zee gelijk, Een land van licht, een gouden koninkrijk, Een goudkust langs een gouden oceaan. Er drijven gouden schepen af en aan Wier goudbeslagen vloot den dag doorijlt Gevuld met gouden vracht en goudbezeild. - [pagina 95] [p. 95] Diep achter 't vlak der gouden waatren straalt Een hooggedaakte stad op, goudbemaald, Gekroond met duizend torens, louter goud. Achter die stad een gouden wonderwoud Vol bloemen, zonnebloemen, goud en geel, En goudgevederd vogelengekweel.... Zoo stijgt de gouden Daagraad in den hoogen. - Zoo stijgt mijn liefde voor mijn mijmrende oogen. Vorige Volgende