Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 78] [p. 78] Mondschein-Sonate. I. andante sostenuto. Diep-donker onder 't deinen der gedachten Welt week van weemoeds troosteloos geween Der ziele zucht, naar 't onbereikbre heen- Verlangend met onsterflijk-stille klachten.... Tot blanke scheemring scheurt den mist vanéen En manestralen waren zilverzachte Wijd over 't watervlak, de sombre nachten Doorruischend rein als englenharpgebeên. En éven zweeft de ziele in 't zalig licht: In kabb'lend zilver keert haar sombre droom - Tot langzaam weer de witte weelde zwicht, De blanke glorie sterft, en tranenloom Verlangen de oogen weer ten hemel richt.... En donker deint der droomen droeve stroom. [pagina 79] [p. 79] II. alegretto. De kuische glorievan de volle maan Heeft maagdenbloemen over 't land gespreid En 't ver gebergte: één sneeuwen heerlijkheid Van mirtenbloei en blanke rozeblaên. En weelde en witte droomen reegnend, schrijdt De stille Meinacht voort; geluidloos gaan Met haar naar 't land van lichte' illusie-waan De liefste zielsgedachten vroom-verblijd. Als blanke bruiden gaan ze in hoogtijkleed.... In klare manestatie wuivend, wenken De witte boomen, waar hun schare treedt, En willen weldoend bloesemzegen schenken.... ‘God spare u, reine Schoone, klachte en leed - ‘Ik denk aan u; blijf eeuwig mij gedenken!’ [pagina 80] [p. 80] III. presto agitato. In dichte drommen dringt de vlotte vlucht Voorbij der zware, zwartgehoornde wolken, Vervolgd van stormgehuil - en grauw bevolken Zij met haar breede schaduw land en lucht. Soms flitsen zilverlicht als stalen dolken De manestralen schichtig door 't gerucht Der wilde wolkenwarling - als éen zucht Van zoet verlichten glijdend langs de kolken Der donkre zee, die dondrend rustloos deint En opstreeft - als een machtloos zielsbegeeren, Dat telkens weer in wilde wanhoop kwijnt. Soms schijnt de storm in blanke rust te keeren; Maar luider snikt, als 't vluchtig licht verdwijnt, De kreet óp van 't vertwijflend bitt're ontberen. Vorige Volgende