Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 72] [p. 72] Droomen. Geel-gouden lampelicht, door groenig gaas Verkoeld, werpt weeken, weelde-warmen schijn Op bruinrood beukenloof en wit satijn Van bloesemtwijgen, roerloos, in één vaas Vereenigd - droomen spreidend en aroom In de avondstille cel.... een zoet gepeins Van naamloos heil, iets teers en innig-reins... Mijn hoofd rust achterover, droomenloom: Daarbuiten hangt nu bloei en looverbruin Omluisterd van wit-zilvren manelicht!... 't Komt me in de ziel gelijk een schoon gedicht 't Gedenken van een blanken bloesemtuin.... Vorige Volgende