Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 71] [p. 71] Dichteravondgang. Stoor niet zijn avondgang, wanneer hij - te end' Den dag, bij 't zonnezinken - heel alleen Naar 't hooge heuvelveld zijn stille schreên, Naar 't stervend West zijn peinzende oogen wendt, En - als de zon in wijde wolkentent Wegwijkend - in mystieke heerlijkheên Van gouden dichterdroomen en gebeên Verzonken, de aarde ontzweeft en hare ellend. Licht-englen treên uit d' avondglans hem tegen Met bloemen - woorden die wij niet verstaan: Wij zien de lucht vol rozen en gou-regen. - De zanger staart het wonder spraakloos aan, En keert... En morgen zal die hemelzegen Goudglanzend in zijn lied te bloeien staan. Vorige Volgende