Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 63] [p. 63] Een lied. Een lied ligt zwijgend in mijn ziel te slapen Als bloemenknoppen diep op vijvergrond; Wel zag 'k zijn pracht er scheemren stond bij stond, Maar 't stijgt tot bloem niet op mijn dichterwapen. Een lied van zonneschijn en kinderoogen, Van bloemen, lentegeur en zomerloof, Van Meiheil, blanke liefde en blauw geloof, Te schoon, dan dat ik 't immer zingen moge. Als kussen, zacht en teer, en maagdedroomen, Als lisplend beekgeruisch in lentewoud, Als avondluwte in zwijgend zonnegoud, Als nachtegalenzang in bloesemboomen.... Ik heb 't gezocht met weemoedkrank verlangen, En aldoor zie 'k zijn schoon, dat voor mijn hand Wijkt, als een waterbloem van d' oeverkant.... Ik kan in toon noch tint mijn visie vangen. Maar als ik sterf, zullen de sterren 't hooren; Op blauwe, blankbebloeide lotosgracht - Wanneer mijn ziel den dag des lichts ziet gloren - Zingen 't de zwanen in den stillen nacht. Vorige Volgende