Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 61] [p. 61] April. Daar droomt iets wonder-innigs in de lucht, Iets teers in 't parlemoer der avondkleuren; De luwte lauw van boschviolengeuren Doordringt de ziel met weelde en zoet genucht. De knoppen zwellen; sleutelbloemen beuren Hun lachend kopje; en juublend onbeducht De leeuwrik met zijn lied ten hemel vlucht In 't zonnig blauw waar nauw hem 't oog kan speuren. Lichtgroen van loover weeft een teere wade Door 't wijde woud en wolkt om al de twijgen En deint de velden langs en groeit gestade. De meerl, in de' avond, stoort het wachtend zwijgen En zingt der Lente rustig serenade, Dat luistrend zich de bloesemtakken neigen. Vorige Volgende