Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 60] [p. 60] Lenteregen. Een lichtgedruppel trippelt door de luwt' En glipt de loovers langs, en springt en spat, Wit-fonklend als kristal, uiteen - van blad Tot blad, en loopt van twijg op stam, omstuwd Van 't ranke kamperfoelieweemlen, dat Aan dor getakte, als jonge hoop zich huwt, En glanst. - Een groenvink duikt in 't nestje, gruwt Van 't weer, en zwijgt, en schuilt voor dropplend nat. Daar fladdert als een zilverblinkend lint - Neen! vol en breed-sonoor - een gouden vlag - 't Vroom vredig meerlgeluid.... Een milde wind Loopt aan! - De boomen knikken; 't zacht geklag Van regen zwijgt.... nu breekt de zon gezwind De lucht, en dankt voor 't lied met gouden lach. Vorige Volgende