Eerste verzen(1905)–Felix Rutten– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] Klok. Mijn droeve ziel is als een klokke zwaar, In trotschen toren eenzaam, hoog gehangen En zwijgend, of 't goor-grauwe donker haar Beangstte en 't wilde windgehuil deed bangen. Zoo hangt ze log van loomen slaap bevangen, Of 't statig stemmeluiden, kloek en klaar, In 't diep van zwarten schoot gestorven waar'; - Maar neen! zij sluimren slechts, haar zegezangen. Straks golft het uit, haar volgezwollen lied - Een blanke bergstroom juichende geluiden - Als de ochtend daagt in rozerood verschiet. Kom 's levens blijden opgang mij beduiden, O morgen, bloemgekroond, toef langer niet; En vreugde zal mijn klok weer wakker luiden. Vorige Volgende