Drie Curaçaose schrijvers in veelvoud
(1991)–Henny Coomans, Maritza Coomans-Eustatia, Wim Rutgers– Auteursrechtelijk beschermdBoeli van Leeuwen, Tip Marugg, Frank Martinus Arion
[pagina 224]
| |
Renée van Aller
| |
Inleiding tot de meesterwerkenMr. dr. W.C.J. (Boeli) van Leeuwen studeerde rechten en promoveerde in Nederland, waarna hij een aantal jaren in Venezuela werkte. Terug op Curaçao bekleedde hij lange tijd de functie van secretaris voor het eilandgebied (bedoeld wordt hier de Eilandsraad) en was daarmee een van de hoogste ambtenaren van de Nederlandse Antillen. Na zijn tropenpensionering vestigde hij zich als pro-Deo advocaat in de armenwijk van Willemstad (aldus de achterflap van een van zijn literaire werken). Als docent Arubaans en Antilliaans Staatsrecht aan de Universiteit van Aruba, heb ik onlangs zijn advies gevraagd en hij was zo vriendelijk mij te woord te willen staan. Hij heeft als secretaris van de Eilandsraad van Curaçao jarenlang de juridische staatsrechtelijke theorie in de praktijk kunnen zien functioneren. Ik heb behalve zijn literair werk ook zijn staatsrechtelijk werk gelezen. Twee smaakvol vormgegeven boekwerken daterend uit 1970 en 1972.Ga naar eind2 Bescheiden van omvang, met een heldere en nog steeds actuele inhoud. Wat mij opviel toen ik de wetenschappelijke werken van mr. Van Leeuwen bestudeerde, was de helderheid en de kennis van zaken die uit de geschriften sprak. De gemiddelde jurist heeft geen flitsende pen, noch de gave van het woord, dat overrompelt. Bij lezing van veel juridische lectuur overvalt de gedachte aan oud brood en lange tanden de lezer bij herhaling. Menig student in de rechten zou zich gelukkig prijzen stoffige, juridische handboeken in meeslepende stijl tot zich te mogen nemen. On- | |
[pagina 225]
| |
gelukkigerwijze schijnt een dergelijke combinatie als niet wetenschappelijk te worden aangemerkt. Hetgeen uiterst betreurenswaardig is. Ik verzuchtte toen nog stil bij mijzelf dat mr. Van Leeuwen eigenlijk de Hoge Raad zou moeten uitleggen hoe deze zijn uitspraken zou kunnen redigeren. Dat zou betekenen dat het voor een ieder glashelder zou zijn wat de rechtsvraag is en hoe de rechters die vraag hebben opgelost. Welk een tijdwinst en vermindering van bureaucratisering zou helder taalgebruik niet opleveren. Geen harmonisatie, nulgroei, flexibilisering, deregulering en heterogene prioriteiten (lees: bezuinigingen en schaalvergroting) zouden meer nodig zijn. Het begrotingstekort zou terstond buiten proporties slinken, tot grote vreugde van de minister van financiën. Maar weer tot groot verdriet van de kapitaalverschaffers. | |
Goede raadNu is mr. Van Leeuwen van mening dat de rechtswetenschap de naam wetenschap in het geheel niet verdient. Wellicht denkt hij hierbij aan Mefistofeles (de duivel) die in de gedaante van Professor Faust een student voorlicht over de studie rechten: Knowing the subject, I myself would pause,
They've statutes, clauses, rights, in such a smother
As spreads from place to place the legal taint,
And ties one generation to another
Worse than a slow inherited complaint,
Sense becomes nonsense, charity a nuisance,
And grandsons learn to curse the lawyers' usance,
To free-born rights, the laws by Nature taught,
These learned gentry never give a thought.Ga naar eind3
| |
Het woord, een wapenMr. Van Leeuwen vertelde mij een aanhanger te zijn van de filosoof Wittgenstein (1889-1951), die denken over de onbewijsbare grondslagen van het bestaan betekenisloos acht. De onderliggende betekenis van woorden is subjectief en niet overdraagbaar als het gaat over dingen die niet te verifiëren zijn, zoals bijvoorbeeld gevoelens. Het begrijpen van de betekenis van de woorden die we gebruiken is uiteindelijk te herleiden tot het feit dat ze direct verband houden met onze persoonlijke ervaringen. Wittgenstein is van mening, dat eigenlijk alleen uitspraken gedaan kunnen worden die werkelijk waar zijn. Dit betreffen naar zijn mening alleen natuurwetenschappelijke uitspraken.Ga naar eind4 Wellicht had Wittgenstein bij de duivel te biecht | |
[pagina 226]
| |
moeten gaan. Het slechte is immers de keerzijde van het goede. Als men het slechte kent herkent men ook het goede. En waar is voor Wittgenstein de wereld zoals hij die waarneemt. Dus is zijn mening daarover even onzinnig als welke andere (bijv. christelijke) mening dan ook. Overigens is Wittgenstein deze opvatting zelf ook toegedaan. | |
Over de betekenis van woordenOver de betekenis van woorden heeft Mefistofeles ook enige behartenswaardige opmerkingen gemaakt: Student tegen Mefistoteles: But Sir, concede
That words must have some meaning underlying.
Mefistoteles antwoordt: Why yes, agreed,
But never fear to find that mortifying.
For if your meaning is threatened by stagnation,
Then words come in, to save the situation;
They'll fight your battles well if you enlist'em,
Or furnish you an universal system.
Thus words will serve us grandly for a creed,
Where every syllable is guaranteed.
Een geraffineerde en verleidelijke omschrijving van het recht of van de politiek, al zal niet elke jurist zich daar in kunnen vinden. Het recht is immers een neerslag van de bestaande waarden en normen in een maatschappij, politiek en bestuurlijk vorm gegeven. De Mandeville zegt daar het volgende over: Het Recht, befaamd om onpartijdigheid,
raakte door blindheid haar gevoel niet kwijt;
haar hand waarin de weegschaal hing
liet die vaak vallen, uit gewin;
hoewel zij onpartijdig leek
en lijfstraffen had uitgedeeld
en zei een rechte koers te varen
bij moord en and're euveldaden;
hoewel oplichters zijn gehangen
met hennep door henzelf behandeld,
toch trof haar zwaard veelal, zo dacht men;
de radelozen en de armen,
zij die, gedreven slechts door nood,
werden gebonden aan die boom
| |
[pagina 227]
| |
voor daden die om minder vragen,
slechts om de machtigen te schragenGa naar eind5
Uit het literair en staatsrechtelijk werk van Boeli van Leeuwen kan worden afgeleid dat het niet de waarden en normen van de armen en behoeftigen zijn die hun neerslag vinden in het recht. Naar zijn mening zijn de armen altijd onder ons en krijgen zelden de (rechts)bedeling die zij behoeven. | |
Risks and RewardsNu kan men zich afvragen hoe het kan dat Van Leeuwen, die woorden zo pregnant en beeldend weet te hanteren, zich thuisvoelt bij Wittgenstein die het woord zo wantrouwt. Ook moet een jurist steunen op het woord (de wet) en de interpretatie daarvan. Wellicht zouden zowel Wittgenstein als Van Leeuwen kunnen leven met de uitleg van de duivel. Het is een op het eerste gezicht aannemelijke propositie, zij is zowel waar als werkelijk. Toen ik mr. Van Leeuwen vroeg wat dan naar zijn mening ‘waarheid’ was, omdat ik over waarheid zo mijn twijfels heb, antwoordde hij: ‘datgene wat blijft, als je niet meer gelooft’.Ga naar eind6 Nu kan men geloven in zichzelf, de wetenschap, in God (of de duivel, dat is hetzelfde) of helemaal nergens in. Wat we geloven kunnen we (wetenschappelijk) niet voor waar houden, want geloven is niet weten. En ik denk dat Boeli van Leeuwen bij uitstek een gelovige is. In het Woord, verhullend of niet. Dat blijkt uit zijn leven en werken zowel literair als staatsrechtelijk. Datgene waar een mens uiteindelijk in gelooft zal te maken hebben met zijn karakter, zijn omgeving, de plek waar hij is opgegroeid, de mensen om hem heen en hetgeen de mens doet met de ervaringen in zijn leven. Er zijn veel recepten van allerlei deskundigen, hoe het leven geleefd zou moeten worden. De werkelijkheid van het leven laat zich echter door de theorie niet dwingen. Leven is risico lopen, de mens moet hangen totdat hij het licht ziet. Met de opgedane kennis over het eigen vallen en opstaan kan de mens met gevoel voor relativiteit, bij tijd en wijle een betoverd leven leiden. Een van de redenen waarom zo weinig mensen zichzelf begrijpen is, dat de meeste filosofisch getinte schrijvers de mensen altijd leren wat ze eigenlijk zouden moeten zijn. Vrijwel nooit nemen ze de moeite hun te vertellen wat ze werkelijk zijn.
In het literaire werk van mr. Van Leeuwen wordt het individu beschreven dat lijdt aan het leven of hij wil of niet. De optredende personages zijn kleurrijk en emotioneel neergezet, geworteld in een verschroeiend klimaat en gesitueerd in een vaak geïsoleerde multiraciale samenleving. De personen in zijn literair werk zijn spiegels van de Caraïbische eilandcultuur. Zij zijn gevormd door het verblindend licht, hun passies en hun pijn, evenals | |
[pagina 228]
| |
hun schepper. Levens die veel lijken te verschillen van de mistige levens van de bewoners van het drassige ‘moederland’, Nederland. Waar op de Nederlandse Antillen individueel groots en meeslepend wordt geleefd, geschiedt dat ook op bestuursniveau. Kennis vermeerdert smart, want bij het ouder worden raken de illusies op. De wereld mist de betovering van de jeugd, waar alles nog mogelijk lijkt en de wereld zich als nieuw en pas ontdekt aan de mens ontvouwt. Maar kennis kan ook een mooi en diep inzicht opleveren hoe pijnlijke situaties voor het individu of een organisatie te vermijden. Over het voorkomen van pijnlijke vergissingen door organisaties gaan beide staatsrechtelijke werken van mr. Van Leeuwen. Zij dateren uit de jaren zeventig. De problemen die in beide werken worden behandeld gaan over de mogelijke toekomstige opties voor een staatkundig verband van de Nederlandse Antillen met of zonder Nederland. Mr. Van Leeuwen beschrijft waar de voetangels en klemmen liggen en geeft aan dat het verstandig is om niet blindelings in de aanwezige staatsrechtelijke voetangels en klemmen te treden.Ga naar eind7 | |
Meesterwerk IVerslag aan de Staten van de Nederlandse Antillen omtrent onze toekomstige staatkundige structuur (1970).Ga naar eind8 Mr. Van Leeuwen concipieerde dit doorwrochte verslag in drie maanden. Het vervult de lezer met oneindige verbazing een moeilijke en subtiele materie zo helder en vooral onderhoudend uiteengezet te zien. Er worden geen doekjes gewonden om in het ooglopende zwakheden van personen en zaken. Dit zou een van de redenen kunnen zijn waarom een deskundige staatsrechtelijke uiteenzetting politiek niet enthousiast werd ontvangen. De nieuwe kleren van de keizer ontbraken. Bovendien worden ambtenaren in het algemeen niet geacht hun mening over een politiek vraagstuk naar voren te brengen, ook al zijn ze hooggeleerd en hooggeplaatst. Wel maken ambtenaren beleidsstukken, die meestal worden gepresenteerd als regeringsstukken. Hier was echter de literair onderlegde deskundige ambtenaar om een toelichting op een staatkundig vraagstuk verzocht, waarvan tevens bekend was, dat hij polemieken niet schuwde. Dan is het resultaat uiteraard een doorwrichte studie die een duidelijke opvatting weergeeft. Hoofdstuk I beschrijft op sociologische en juridische wijze de ontstane staatsrechtelijke situatie in het Caraïbische gebied en met name de problemen van ministaten. Van belang is natuurlijk hoe staten die in dit gebied onafhankelijk werden zich ontwikkelden, dictatoriaal of democratisch. Een belangrijke conclusie uit dit hoofdstuk is dat het vormen van een eenheidsstaat van eilanden een schier onmogelijke zaak lijkt. | |
[pagina 229]
| |
Hoofdstuk II behandelt het Statuut, een staatsrechtelijk contract tussen de samenstellende delen van het Koninkrijk der Nederlanden, en tevens Koninkrijksgrondwet, gezagsstructuur en gezagsverhouding. De zwakke punten in het Statuut, zoals de theoretische gelijkwaardigheid van de Landen, de quasi federatieve opbouw van het Statuut en de geringe zelfstandigheid van de eilanden worden toegelicht. Als voorbeeld van een geschikt federatief samenwerkingsverband ziet de schrijver het Uniestatuut met Indonesië (Staatsblad 1949, J 100). Daarin is een verhouding vorm gegeven die heel dicht bij de dominion-status ligt. Hoofdstuk III gaat over de Staatsregeling van de Nederlandse Antillen. De uiteenzetting waarom de Staatsregeling geen Grondwet van het Land zou zijn is staatsrechtelijk boeiend. Boven de Staatsregeling komen immers nog (gedeeltelijk) de Nederlandse Grondwet en het Statuut. In het algemeen is de Grondwet van een staat het document waarin de organisatie en begrenzing van de soevereiniteit van een staat wordt geregeld. Over de totstandkomings- en wijzigingsprocedure van de Staatsregeling wordt ook het nodige opgemerkt. Aan het einde van dit hoofdstuk kan men bespeuren dat Van Leeuwen een federatie van alle eilanden voorstaat met een eigen Grondwet. Met de indringende uitspraak: ‘Wij moeten uit deze eilanden nog een natie smeden’, wordt dit hoofdstuk besloten. Hoofdstuk IV geeft inzicht in de Eilandenregeling (de ERNA) en begint als volgt: ‘Eilanden zijn eilanden, dit is een tautologie en als zodanig een waarheid als een koe’. Een nadenkertje, maar de moeite waard! Op de zes eilanden telt de schrijver (in 1970) reeds 122 staatsrechtelijke functies. De ERNA regelt de bevoegdheidsverdeling tussen de eilanden onderling en tussen het Land de Nederlandse Antillen en de eilanden. De sterke en zwakke punten van de ERNA worden uitgebreid en overzichtelijk behandeld. Bovendien wordt de oorzaak van de Separación beweging op Aruba helder belicht. Hoofdstuk V gaat nader in op het probleem van de Nederlandse Antillen: de onmogelijkheid om eilanden in een staatsvorm te gieten. Een tweede probleem vormt het sterk uiteenlopen van landoppervlakte en bevolkingsaantal van de eilanden. De auteur zegt hierover: ‘Nu zijn er in feite slechts twee oplossingen van het probleem. Men kan vanuit één punt besturen (eenheidsstaat) en men kan vanuit verschillende punten besturen (federatie)’. Nederlandse staatsrechtelijke instituties zijn verknipt en pasklaar gemaakt voor de eilanden. De grootste fout die ooit gemaakt is in het verleden is de bestemming van Curaçao als zetel van de Centrale Regering. Had men de Centrale Regering op Bonaire gezet, dan was daarmee veel onheil voorkomen, zo meent de schrijver. | |
[pagina 230]
| |
Een belangrijk punt is ook de analyse van Van Leeuwen over de kleinst mogelijke schaal waarop een eiland staatsrechtelijk kan functioneren. ‘Ergens’, zegt hij is ‘a law of diminishing returns’ ‘waardoor op een bepaald moment het systeem kapot loopt op de realiteit’. De conclusie wordt getrokken dat een band met Nederland voor de eilanden samen, in bepaalde combinaties of afzonderlijk te verkiezen is boven een band met Noord Amerika en/of Venezuela. De manier waarop Boeli van Leeuwen de eilanden ziet is het overdenken waard (noot 2, blz 87): Eilanden lijken nog het meest op de bibberende stekelvarkens van Schopenhauer, die op een koude winterdag samendrongen om meer warmte te krijgen en alras merkten, dat ze elkaar met hun stekels uit elkaar dreven ‘zodat zij tussen twee kwaden heen en weer geslingerd werden, totdat zij een matige afstand hadden gevonden waarin zij het het beste konden uithouden’. Parerga und Paralipomena IIe Deel XXI, Gleichnisse und Parabeln. Mr. Van Leeuwen komt met een aantal (staatsrechtelijke) suggesties om de zelfstandigheid van de eilanden in eigen zaken te vergroten. En daarin worden alle knelpunten in de bestaande structuur meegenomen. De eilanden zouden in een federatief verband met elkaar kunnen samenleven. Met als voorbeeld het Uniestatuut met Indonesië, zou de verhouding van de Nederlandse Antillen met Nederland op soortgelijke wijze moeten uitkristalliseren. Een van de belangrijkste redenen om voor een federatie te kiezen is de verhouding Aruba-Curaçao die de facto tot een federatie leidt. De conclusie bevat messcherpe analyses zoals bijvoorbeeld: 3. Het overheidsapparaat verbergt een verkapte werkeloosheid: het mes moet er vroeg of laat in! De boodschap is dermate duidelijk, dat de klap wellicht te hard aankomt. Zoals Van Leeuwen zelf opmerkt op blz. 41 van zijn verslag (in ander verband): ‘C'est le ton qui fait la musique’. Het zijn sterke benen die de weelde van de zelfkritiek kunnen dragen. Als de pil onvoldoende is verguld wil de patiënt de pil niet slikken. Dat hij daarbij het niet te verwaarlozen risico loopt in dit geval nog ernstiger ziek te worden, dan wel door een slepende aandoening ten grave te worden gedragen, speelt een ondergeschikte rol. De nieuwe kleren van de keizer zijn van doorslaggevend belang in het dagelijks leven, dus ook in de politiek. Het verslag besluit met een uitgebreide vragenlijst waarin de essentiële conclusies op ingenieuze wijze zijn verwerkt. Bovendien is naast de vragenlijst een blanco bladzijde toegevoegd om aantekeningen te maken. Daaruit blijkt dat ook geleerde mannen (soms) praktisch kunnen nadenken. Dat is in dit geval geen wonder, daar mr. Van Leeuwen mij toevertrouwde dat hij zijn vrouwelijke eigenschappen heeft ontwikkeld. Een der- | |
[pagina 231]
| |
gelijke zeldzame combinatie in een jurist stemt tot grote vreugde in het Koninkrijk. Temeer daar de verbale begaafdheid van de auteur zo meeslepend is.
Mr. Van Leeuwen heeft elk hoofdstuk van zijn verslag verlucht met een begeleidende en diepzinnige uitspraak. De uitspraken bij hoofdstuk III (ERNA) en de vragenlijst zijn zo wijs dat ze u niet onthouden mogen worden. De deskundigen die zich binnenkort weer met de staatkundige structuur van het Koninkrijk der Nederlanden moeten bezighouden kunnen de heilzame werking van deze wijsheid wellicht tot zich door laten dringen. De theorie om wille van de theorie, zonder de praktijk is immers betekenisloos. De geschiedenis van de staatkundige ontwikkelingen van de Nederlandse Antillen is daar een voorbeeld van. As for the philosophers, they make imaginary laws for imaginary commonwealths; and their discourses are as the stars, which give little light because they are so high. Francis Bacon (blz. 62). No man is good enough to govern another man without that other's consent. Abraham Lincoln (blz. 102). | |
Meesterwerk IIStaten van de Nederlandse Antillen, Parlementaire staatkundige Commissie, De Nederlandse Antillen tussen Nederland en Venezuela, Position-paper (1972).Ga naar eind9 In de inleiding van dit werk stelt Van Leeuwen dat sinds de totstandkoming van het Statuut (1954) de eilanden niet geleerd hebben elkaar bij te staan. De blik was naar binnen gericht. Het Statuut sneed alle politieke contacten met de buitenwereld af. Immers: defensie, buitenlandse zaken en nationaliteit bleven voorbehouden aan Nederland (het Koninkrijk) op grond van het Statuut. Het is niet nuttig als een struisvogel het hoofd in het zand te steken, zo meent hij. Voor het eerst moet nu de blik naar buiten worden gericht en niet op elkaar. Het spel dat de geschiedenis van de Nederlandse Antillen vereist moet worden gespeeld. De auteur verwijst hier naar het schaakspel. Dit spel veronderstelt aanval en verdediging zowel strategisch als tactisch. De strategie is om te geraken tot een zo groot mogelijke mate van zelfstandigheid, gegeven de situatie van de Nederlandse Antillen. De aandacht van de Nederlandse Antillen moet gericht zijn op een gemeenschappelijk doel, een analyse van de (Nederlandse) buitenlandse politiek t.a.v. Venezuela en de gevolgen daarvan voor de Nederlandse Antillen. | |
[pagina 232]
| |
Verdeel en heersDe grootste zwakheid van de Nederlandse Antillen is dat zij moeilijkheden uit de weg willen gaan als een ferme houding geboden is, aldus Van Leeuwen. Het wordt tijd dat de Nederlandse Antillen hun strategie bepalen m.b.t. de relevante buitenlandse politiek. Formeel kan dat niet, omdat de buitenlandse politiek van de Nederlandse Antillen (en Aruba) volgens het Statuut nog steeds een Koninkrijkszaak is. Hij bedoelt hier zonder enige twijfel dat het van belang is de politieke gedachtengang van Nederland en Venezuela t.a.v. de (toenmalige) Nederlandse Antillen te analyseren. De ligging van Curaçao en Aruba voor de kust van Venezuela heeft altijd de warme belangstelling van Venezuela genoten. Hoofdstuk I behandelt de politiek van Nederland t.a.v. de West. Alhoewel Nederland ontkende het voornemen te koesteren eenzijdig de onafhankelijkheid op te dringen aan Suriname en de Nederlandse Antillen, wenste Nederland wel zelfstandig initiatieven tot overleg over wijziging van de staatkundige status te kunnen ontwikkelen. De grote politieke partijen in Nederland vonden desondanks dat Suriname en de Nederlandse Antillen op korte termijn zelfstandig moesten worden. Als datum voor de onafhankelijkheid werd het jaar 1975 genoemd. Mommersteeg van de KVP sprak zelfs luchtig over ‘latente aanspraken van Venezuela’ op de Nederlandse Antillen. Op deze uitspraak wilde hij verder begrijpelijkerwijze niet ingaan. De parlementaire Commissie die in September 1971 in de West rondreisde beviel uiteraard van een rapport. De belangrijkste zinsnede uit dat rapport luidde: Gezien de geografische spreiding van de eilandgebieden lijkt het niet onmogelijk dat van een onafhankelijke staat bestaande uit de Bovenwindse en de Benedenwindse eilanden op langere termijn geen sprake kan zijn. In dat geval zou gedacht kunnen worden aan aansluiting bij andere soevereine staten, waarbij een ‘Koninkrijk nieuwe stijl’ slechts één der mogelijkheden en zeker niet de meest voor de hand liggende zou kunnen zijn. Voor de Bovenwinden is het nog niet zo eenvoudig om uit te maken welke soevereine staten het rapport op het oog heeft. Voor de Benedenwinden is de zaak nogal eenvoudig: alleen Colombia en Venezuela komen in aanmerking vanwege hun geografische ligging. Interessant zijn blz. 16 en 17 van het position-paper. Hierin geeft mr. Van Leeuwen de standpunten van de Nederlandse politieke partijen over de staatkundige status van de Nederlandse Antillen weer. Tussen een staatsrechtelijke verhouding, zoals die nu bestaat en een volkenrechtelijke met totale onafhankelijkheid is slechts één tussenstation: de gemenebestverhouding, hoe rekbaar dit be- | |
[pagina 233]
| |
grip ook langzamerhand is geworden. Vervolgens geeft hij een uitgebreid exposé over de toenmalige houding van de politieke partijen in Nederland m.b.t. de toekomstige staatkundige structuur van de West. | |
Dialoog met valkuilenDe linkse partijen in Nederland opteerden in die dagen voor onafhankelijkheid van de West en wel meteen. De socialisten, katholieken en protestanten wensen een Gemenebest. De confessionelen zien meer in de bestaande situatie en hebben nog niet zo'n haast met veranderingen in de staatkundige status. Bijlage I bij hoofdstuk I is een nadere analyse van een Nederlandse ‘deskundige’ over de hierboven uiteengezette politieke standpunten. Wie deze deskundige is wordt niet geheel duidelijk (De Gaay Fortman Jr?). Van Leeuwen is van mening dat er achter de schermen meer gebeurde dan het daglicht kon verdragen. De politieke lijn vanuit Nederland was onafhankelijkheid voor de Nederlandse Antillen, maar Nederland meende wellicht dat het niet opportuun was om het concept reeds duidelijk uit te werken. Nederland was bezorgd over het koloniale imago en de toenemende migratie uit de West naar Nederland. Bijlage II van hetzelfde hoofdstuk geeft nadere informatie over de positie die de Nederlandse Antillen in de toekomst zullen innemen t.a.v. de E.E.G. Gezien het wegvallen van de grenzen in Europa in 1992 en de te verwachten gevolgen daarvan voor de Nederlandse Antillen en Aruba is dat onderdeel niet overal even actueel meer, maar bevat zeker interessante overdenkingen en aanknopingspunten. Hoofdstuk II gaat in op de Venezolaanse politiek en haar aanspraken op met name de Benedenwinden en dan meer specifiek Aruba en Curaçao. De relatie van de Nederlandse Antillen met Venezuela is altijd een haatliefde verhouding geweest. In de loop der eeuwen zijn familiebetrekkingen en commerciële banden tussen de landen ontstaan. Op de eilanden leeft de bevolking grotendeels met een ‘Europees norm-besef’. In het verleden zijn er veel conflicten gerezen met Venezuela. Mr. Van Leeuwen noemt de blokkade, het conflict leidende tot het heffen van de Nederlandse Antillenrechten, de invasie van Urbina, de smokkelhandel op grote schaal en het feit dat Curaçao altijd een politieke vluchthaven en broeinest van complotten is geweest. Dit is met Simon Bolivar begonnen en duurt voort tot op de huidige dag. Reeds meer dan 50 jaren wordt er Venezolaanse olie vlak voor de kust gewonnen en verwerkt door twee grote buitelandse oliemaatschappijen. De geschiedenis van Venezuela is ten dele die van de olie en de geschiedenis van de olie is er een van corruptie en machtsmisbruik van de grote | |
[pagina 234]
| |
maatschappijen. Een van de oliemaatschappijen in kwestie is bovendien Nederlands. Begrijpelijkerwijs ontstaan er zo botsende belangen. Sinds zijn onafhankelijkheid is Venezuela geregeerd door dictators. De buitenlandse politiek van Venezuela draait om de olie gelijk een kat om het spek. De democratie in Venezuela is een kasplantje zo jong en teer dat het de vraag is of het al wortel geschoten heeft. Met betrekking tot de zeegrenzen tussen de Nederlandse Antillen en Aruba onderling en tussen de Nederlandse Antillen en Venezuela is sinds de jaren zeventig wel enige verandering opgetreden. De aanspraken van Venezuela op zijn territoriale wateren en aansluitende zone zijn nu 22 zeemijlen. Bij Rijkswet van 9 januari 1985 (Stb. 1985, 130, PB 73) is de territoriale zee van de Nederlandse Antillen uitgebreid tot 12 zeemijlen. Deze Rijkswet regelt de grens tussen de binnenwateren en de territoriale zee van Nederlandse Antillen en Aruba. In de Nota van Toelichting op het Besluit van 23 oktober 1985, dat uitvoering geeft aan bovengenoemde Rijkswet, wordt vermeld dat het Besluit betrekking heeft op het Grensverdrag van het Koninkrijk met Venezuela (Trbl. 1978, nr. 61). In dit Verdrag werd over het verloop van de zeegrenzen tussen de Nederlandse Antillen en Venezuela een overeenkomst gesloten. Een uitbreiding van de territoriale zee van de Nederlandse Antillen van 3 zeemijlen naar 12 zeemijlen vond in 1985 bij genoemde Rijkswet plaats. Het Grensverdrag bepaalt echter dat de zeegrenzen van de Nederlandse Antillen - dit geldt met name voor de Benedenwindse eilanden - zich nergens kunnen uitstrekken voorbij de met Venezuela overeengekomen zeegrenzen.Ga naar eind10 In 1961 nam Venezuela in zijn Grondwet de mogelijkheid op om andere gebieden te incorporeren. Volgens Van Leeuwen is er grondwettelijk voor Venezuela geen bezwaar om Curaçao en Aruba tezijnertijd te annexeren. Hoofdstuk III gaat in op de relaties die Venezuela met de olie heeft, de vooruitzichten voor de oliewinning (die zouden afnemen in de jaren tachtig) en de economische positie van Venezuela. Hoofdstuk IV bevat een gesprek met de toenmalige directeur van de ‘Shell’, een van de grootste buitenlandse (Nederlandse) oliemaatschappijen in Venezuela. De directeur was van mening dat de Nederlandse Antillen zo snel mogelijk onafhankelijk moesten worden en dat zij zich tot een soort Hong-Kong moeten ontwikkelen. Venezuela zou wel in de eilanden geïnteresseerd zijn, maar Nederland zou de Nederlandse Antillen financieel blijven steunen. De olie zou blijven vloeien en het zou aan de Nederlandse Antillen zelf liggen of zij zich naar Venezuela zouden laten toezuigen. De Shell heeft geen enkele belang bij aansluiting van de Nederlandse Antillen bij Venezuela, aldus de directeur in zijn gesprek met Van Leeuwen. | |
[pagina 235]
| |
Eten of gegeten wordenHoofdstuk V analyseert de relaties tussen Nederland en Venezuela. Van Leeuwen becommentarieert het rapport ‘30 mei 1969’ van de gemengde Nederlands-Antilliaanse Commissie naar aanleiding van de woelige meidagen van 1969. Het rapport is van mening dat de zuigkracht van Venezuela de toekomst van de Nederlandse Antillen bepaalt. De Bovenwinden zouden zich moeten aansluiten bij de ministaatjes van het Britse Commonwealth. De Benedenwinden, het ligt voor de hand, zullen aansluiting moeten zoeken bij Venezuela. Van Leeuwen is van mening dat Nederland nogal beducht is voor migratie van de ‘negroïde volksmassa’, waarover het rapport 30 mei rept. Het rapport ziet zoveel voordelen voor Venezuela, dat de Nederlandse Antillen daarom Venezolaans zouden moeten worden. Hij heeft geen goed woord over voor het rapport en zegt: ‘Het is voor dit volk niet wenselijk dat het de Venezolaanse soevereiniteit verkrijgt’. Vervolgens wijst Van Leeuwen op de reeds jarenlang bestaande sociaal-culturele en economische penetratie door Venezuela, van met name de Benedenwinden. Naar zijn opvatting zal Venezuela geen openlijke stappen nemen vóór het economisch een goede greep heeft op de eilanden. Daarna zal het zo mogelijk langs geleidelijke en vreedzame weg, via artikel 15 van zijn Grondwet, de rol van Nederland trachten over te nemen. Nederland zou hier niet afkerig tegenover staan. | |
Eensgezindheid en zelfrespectUit de werken van mr. Van Leeuwen komt duidelijk naar voren dat de Nederlandse Antillen bij de tijd moeten zijn en blijven. Om de pro's en de contra's van een staatkundig alternatief helder te kunnen afwegen is het van belang dat er eensgezindheid en nationaal besef binnen de Nederlandse Antillen ontstaan. Indien de Nederlandse Antillen slechts een pion op het internationale schaakbord zijn, zullen anderen haar lot bepalen. Om zelf niet mat te worden gezet dient men de regels van het spel te kennen. Het verdient derhalve aanbeveling de politieke ontwikkelingen in deze context scherp te analyseren. Daarom is ook formulering van een ‘buitenlands beleid’ voor de Nederlandse Antillen strategisch van belang. Er moet een staatsman naar voren treden, die leiding geeft, meent Van Leeuwen. De tijden zijn echter veranderd. Het mag tegenwoordig ook een vrouw zijn. Zonder enige twijfel is mevrouw Liberia-Peters, de huidige Minister-President van de Nederlandse Antillen een staatsman van kaliber. Hij besluit zijn paper als volgt: | |
[pagina 236]
| |
Zelfrespect en eensgezindheid zijn onze enige wapens; als wij een rustige maar gereserveerde houding innemen, niet agressief maar zelfbewust en de nodige afstand bewaren om ons eigen spel te spelen, dan zullen wij een toekomst hebben. | |
Makers of Modern StrategyGa naar eind11Een korte weergave van de ontwikkelingen sinds de beschreven situatie in de boeken van Van Leeuwen, lijkt op zijn plaats. Na de ongeregeldheden in Curaçao op 30 mei 1969 drong Nederland sterk aan op een snelle onafhankelijkheid van de koloniën. In het rapport van een gemengde Nederlands-Antilliaanse Commissie naar aanleiding van de woelige meidagen van 1969 wordt uitvoerig uit de doeken gedaan wat voor mogelijkheden er volgens de samenstellers voor de Nederlandse Antillen in de toekomst zouden zijn. Genoemd worden: onafhankelijkheid of samenwerking met andere landen. Als eerste keuze van de Commissie wordt Venezuela aanbevolen als patroonstaat. In de jaren zeventig werd de druk vanuit Nederland op de Nederlandse Antillen om zich voor te bereiden op de onafhankelijkheid groter. In Den Haag bestond grote vrees voor een koloniaal imago en voor de noodzaak mariniers in te schakelen voor eventuele nieuwe interne onrust op de Caraïbische eilanden. Ook de Partij van de Arbeid (PvdA) wilde in die jaren aansluiting van de Nederlandse Antillen bij Venezuela. Hoewel de PvdA in die tijd in de oppositie zat, zei de PvdA delegatie (van een Nederlandse parlementaire delegatie) die toentertijd de Nederlandse Antillen bezocht ook namens de Nederlandse regering te spreken.Ga naar eind12 Sinds alle staatsrechtelijke verwikkelingen in Suriname, in de jaren tachtig, is de interesse in Nederland om de eilanden van de Nederlandse Antillen onafhankelijk te maken niet langer aanwezig. Na een periode van relatieve staatsrechtelijke rust, wordt op het ogenblik druk gespeculeerd over aanpassing van het Statuut aan de eisen des tijds. Om een keuze uit de verschillende mogelijke bestuursvormen voor de Nederlandse Antillen en Aruba te kunnen maken, moeten vele staatsrechtelijke vragen min of meer helder worden beantwoord. Bijvoorbeeld of de Nederlandse Antillen en Aruba in het Koninkrijk der Nederlanden willen blijven met een aangepast Statuut of onafhankelijk willen worden. Het Statuut is de Grondwet van de drie samenstellende delen van het Koninkrijk der Nederlanden: bestaande uit Aruba, de Nederlandse Antillen en Nederland. Binnen een aangepaste staatsstructuur moet recht gedaan worden aan de eigenheid van alle eilanden die het Land de Nederlandse Antillen vormen en aan het Land Aruba. En dat is een van de grootste pro- | |
[pagina 237]
| |
blemen, omdat elk eiland een eigen karakter heeft. Een Antilliaan voelt zich inwoner van zijn eiland en niet van de Nederlandse Antillen. Aruba voelde zich jarenlang overheerst door Curaçao. | |
Status aparteNu Aruba sinds 1986 de status aparte bezit en niet meer in 1996 onafhankelijk behoeft te worden, zoals in het Statuut bij verkrijging van de status aparte voor Aruba was afgesproken, willen de andere eilanden ook meer zelfstandigheid. Curaçao en Bonaire denken daarbij ook aan een status aparte. Er bestaat geen saamhorigheidsgevoel tussen de eilanden. ‘Eilanden zijn eilanden’, aldus mr. Van Leeuwen aan het begin van hoofdstuk II van Meesterwerk I. | |
Een Gemenebest (sui generis)De toekomstige staatsrechtelijke ontwikkelingen zijn onvoorspelbaar en verrassend. Zeker nu de minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken, Hirsch Ballin in maart 1990 een Schets van een Gemenebestconstructie voor het Koninkrijk der Nederlanden het licht heeft doen zien. Hierin wordt een staatsrechtelijke gemenebest constructie (een aangepast Statuut) voorgesteld. De huidige Nederlandse Antillen zouden in twee Koninkrijksdelen opgesplitst worden: één Land de Benedenwinden, bestaande uit de eilandgebieden Curaçao en Bonaire en één Land de Bovenwinden, bestaande uit de eilandgebieden Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba. Deze twee nieuwe Koninkrijksdelen (Landen) zouden tezamen met het Land Aruba en Nederland het Koninkrijk der Nederlanden vormen. Het bestuur van Curaçao kan Bonaire onder zijn hoede nemen en het bestuur van Sint Maarten kan de zaken van de andere Bovenwindse eilanden regelen. Op Curaçao en Sint Maarten kan dan één bestuurslaag worden opgeheven. De eilandelijke zelfstandigheid van Bonaire, Saba, en Sint Eustatius kan worden vergroot. De minister sluit zich hiermede gedeeltelijk aan bij de adviezen van de Commissie Dip. Deze Commissie opperde indertijd de mogelijkheid om het landsbestuur als zodanig af te schaffen. Het bestuur van Curaçao kon dan met enige inspraak van de andere eilanden taken voor die andere eilanden uitvoeren. Dit staatsrechtelijk concept kan worden gezien als een projectie van de bestuursorganisatie op statutair niveau, waar de Nederlandse regering met inspraak van de overzeese gebiedsdelen - in die hoedanigheid Koninkrijksregering geheten - taken voor de Nederlandse Antillen en Aruba behartigt.Ga naar eind13 | |
[pagina 238]
| |
In de Nederlandse Antillen is het voorstel voor een Gemenebestrelatie sui generis (eigensoortig) van minister Hirsch Ballin met gemengde gevoelens ontvangen. In het algemeen wordt de term Gemenebest gebruikt voor de relaties tussen soevereine staten, dus voor volkenrechtelijke relaties. In de Schets wordt deze term gebruikt voor de samenstellende delen van de soevereine staat: het Koninkrijk der Nederlanden. Mr. Harold Munneke, universitair docent recht en bestuur in het Caraïbisch gebied aan het Van Vollenhoven Instituut, meldt in de Amigoe van 12-9-1990 dat de tweedeling van de Antillen, naar zijn mening een krampachtige poging tot voorkoming van desintegratie van de Antillen van de vijf is. Hij doelt hiermee op de Schets van minister Hirsch Ballin van maart 1990. | |
AssociatieconstructieNaar de mening van mr. Munneke is er geen behoefte aan een aangepast Statuut, maar moet het staatsrechtelijk sleutelwerk vervangen worden door een analyse van de bestuurlijke problemen van de Antillen. Een van de grootste problemen zijn naar zijn mening de financiën. ‘Wanneer ieder eiland wat de financiën betreft zijn plaats weet, is een belangrijke steen des aanstoots in de intereilandelijke verhoudingen weggenomen’, aldus mr. Munneke. Hij ziet meer in een associatieconstructie te regelen in de Nederlandse Grondwet, dan in een aangepast Statuut in de vorm van een Gemenebest. Met een associatieclausule in de Grondwet kan sneller en soepeler worden ingespeeld op veranderde politieke inzichten van de bestuurlijke organisatie. Bovendien is de Nederlandse Grondwet makkelijker te wijzigen dan het Statuut. Nu ook Curaçao en Bonaire voor een status aparte opteren lijkt het plan van Hirsch Ballin niet haalbaar, volgens mr. Munneke. De financiële solidariteit van Nederland met de Nederlandse Antillen is groot. De onderlinge solidariteit tussen de Nederlands Antilliaanse eilanden voldoet niet aan de verwachtingen. Naar zijn mening bestaat er geen financiële solidariteit tussen de eilanden onderling. Hij ziet als meest waarschijnlijk toekomstscenario een Engelse constructie van de meer draagkrachtige eilanden als autonome ‘associated states’ en de financieel minder gezonde als ‘dependencies’. In de Amigoe van 14-9-1990 wordt naar aanleiding van het bezoek van Hirsch Ballin aan de Nederlandse Antillen in verband met het jaarlijks bestedingsoverleg gemeld, dat Hirsch Ballin vast zal houden aan zijn voorstel zoals uiteengezet in de Schets, waarbij het Koninkrijk in vier blokken wordt opgedeeld en wel Nederland, Aruba, Curaçao met Bonaire en de drie Bovenwinden.Ga naar eind14 | |
[pagina 239]
| |
Een brandbare verzameling argumentenIn de Amigoe van 20-7-1990Ga naar eind15 wordt de jurist/auteur Boeli van Leeuwen als volgt geciteerd: Met het schrappen van artikel 62 uit het Statuut van het Koninkrijk, waarin 1 januari 1996 wordt genoemd als datum voor de onafhankelijkheid van Aruba, hebben de Arubanen in feite bereikt wat Betico Croes altijd heeft gewild; de status aparte voor Aruba. De kleurenbijlage van Vrij Nederland van 1 juli 1978 voegt hier nog enige informatie aan toe:Ga naar eind16 Helemaal duidelijk is Betico niet. Hij heeft in enkele jaren tijds, al een halve federatie, een status aparte en een speciale band met Nederland gewild. Ook heeft hij in het dagblad El National ooit gezegd dat Aruba best aansluiting bij Venezuela zou willen vinden. Op het ogenblik is een totale onafhankelijkheid in voorbereiding. De Arubanen zijn ervan overtuigd: beroerden dan met Curaçao kan het al heel moeilijk worden. Mr. Van Leeuwen is van mening dat Nederland de Nederlandse Antillen van de zes bij elkaar wilde houden, omdat het makkelijker is ze vanuit één punt te regeren. Betico wilde Aruba los maken van Curaçao, maar niet van Nederland. De prijs die daarvoor betaald moest worden was het vastleggen van de onafhankelijkheid op termijn in het Statuut. Nederland hoopte dat de andere eilanden dan zouden volgen met de wens naar onafhankelijkheid. Pas sinds eind 1989 oefent Nederland geen druk meer uit op de Nederlandse Antillen om onafhankelijk te worden. De Arubaanse politieke (regerings)partij, de MEP, streefde tot voor kort naar een volkenrechtelijke band met Nederland, met behoud van de staatsrechtelijke waarborgen. Thans is de MEP met een meerderheid van de Arubaanse bevolking van mening dat Aruba de status aparte (voorlopig) moet behouden. Deze constructie verdient de voorkeur boven een volkenrechtelijke relatie met Nederland. Een staatsrechtelijke constructie geeft een garantie voor de instandhouding van de democratie en de essentiële beginselen van de rechtsstaat. Van Leeuwen ziet de Nederlandse Antillen van de vijf (Curaçao, Bonaire, Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius) toch uiteenvallen. En in die zin verschilt hij niet van mening met andere gezaghebbende auteurs op staatsrechtelijk gebied. Zijn staatsrechtelijke werken zijn ook nu nog boeiend en actueel. | |
ConclusieDe toekomst zal zeker onverwachte staatsrechtelijke ontwikkelingen te | |
[pagina 240]
| |
zien geven. Indien daarbij in overweging wordt genomen hetgeen Kierkegaard heeft gezegd: ‘Life must be lived forward, but can only be understood backward’, kan er lering worden getrokken uit de voorafgaande staatsrechtelijke ontwikkelingen. De waarschuwingen die Van Leeuwen in zijn staatsrechtelijke werken geeft zijn in dat tijdsgewricht bezien begrijpelijk. In een radioprogramma van de VPRO bracht hij onlangs nog zijn ongewijzigde visie naar voren: Nederland wil Curaçao in de armen van Venezuela duwen. Curaçao is een negereiland, dus daar voelen we niet voor. Waarmee mr. Van Leeuwen kennelijk bedoelde dat de Venezolanen nogal kleurgevoelig zijn.Ga naar eind17 Of Nederland de Nederlandse Antillen op ‘natuurlijke’ wijze naar Venezuela wil laten toegroeien zal de tijd leren. In gepubliceerde staatsrechtelijke documenten zijn daarvoor (nog) geen aanwijzingen gevonden, hetgeen niet wil zeggen, dat er nooit geheime onderhandelingen zijn gevoerd tussen Nederland en Venezuela over dit onderwerp. Inmiddels is Venezuela (nog) niet de verwachte economische grootmacht in het Caraïbische gebied geworden. Venezuela ondervindt veel hinder van een stagnerende economie, gaat gebukt onder grote buitenlandse schulden en lijkt op dit moment geen annexatie gedachten te koesteren, waar het de Nederlandse Antillen en Aruba betreft. Ook wil Nederland, voorlopig althans, de onafhankelijkheid niet meer opleggen aan de Nederlandse Antillen en Aruba. De situatie heeft zich anders ontwikkeld dan mr. Van Leeuwen toen verwachtte. Dat betekent echter niet dat de waarschuwingen en inzichten van mr. Van Leeuwen nu gedateerd zouden zijn. De buitenlandse politiek van Nederland bijvoorbeeld, zeker waar het Venezuela betreft moet zorgvuldig worden gevolgd. Van grootmeesters in het (politieke) schaakspel moet men nimmer zetten over het hoofd zien. De beschreven strategieën komen altijd van pas, vroeger of later. Op het ogenblik lijken de omstandigheden gunstig om te komen tot een staatsrechtelijke structuur, waarmee alle partijen kunnen leven. Zo'n kans moet benut worden. Zeker als een inhoudelijk en literair deskundige, zoals mr. Van Leeuwen ons uitlegt hoe de staat in elkaar behoort te worden gestoken. En van welk model de minst negatieve invloeden zijn te verwachten. De last van een glorieus verleden moet niet leiden tot een afbladderingsproces van de bestaande staatsstructuur, zonder dat het nodige onderhoud wordt gepleegd. Een aanvaardbare vernieuwing van het huidige staatsbestel van de Nederlandse Antillen moet mogelijk zijn. Met tenslotte een flexibele samenwerking tussen de eilanden onderling en met Nederland. De vorm is nog een mysterie. | |
[pagina 241]
| |
AdagiumBehalve de twee eerder besproken staatsrechtelijke werken van mr. Van Leeuwen, bleek er nog een in de vergetelheid geraakt juridisch meesterwerk van dezelfde auteur te bestaan. Bedoeld wordt het proefschrift van mr. Van Leeuwen: ‘Verwerking van het recht op het overeengekomene’.Ga naar eind18 Mr. Van Leeuwen promoveerde op 27 oktober 1950 aan de Universiteit van Amsterdam. | |
MeesterzetVeel inventiviteit was vereist om de hand te leggen op dit werk, aangezien het op de Nederlandse Antillen en Aruba zeer onvindbaar bleek te zijn en in Nederland gematigd onvindbaar. Omdat het proefschrift de rechtsverwerking in het privaatrecht behandelt is ervoor gekozen deze publikatie ná de staatsrechtelijke werken te behandelen. De rechtsvraag in dit allereerste meesterwerk luidt: In hoeverre kunnen omstandigheden invloed hebben op de uitvoering van een contract? Mr. Van Leeuwen behandelt in zijn proefschrift rechtsverwerking ondermeer met betrekking tot absolute rechten, subjectieve rechten, onrechtmatige daad en bijzondere rechten. Ook bespreekt hij uitgebreid de toenmalige jurisprudentie over dit onderwerp. Het proefschrift is minder toegankelijk dan de staatsrechtelijke werken, omdat met betrekking tot het juridisch probleem van de rechtsverwerking, de auteur naast het Nederlands recht, ook het Engelse en Duitse recht behandelt. | |
DeskundologenEen keur aan hooggeschoolde auteurs passeert de revue. De diverse opvattingen worden gedetailleerd weergegeven. Het is derhalve voor de ongeschoolde lezer zaak zich buitengewoon te concentreren. De enige andere toen bekende auteur, over dit onderwerp, de heer BüchenbacherGa naar eind19 vermag niet echt genade te vinden in de ogen van mr. Van Leeuwen. Het lijkt soms een beschaafd duel (of een schaakpartij van grootmeesters) tussen twee heren, waarbij de heer Büchenbacher er noodgedwongen het zwijgen toe doet. Na diepgravende reflectie kwam deze ongeschoolde lezer tot de conclusie dat de verschillen in de opvattingen van de deskundigen zich vaak op de vierkante millimeter bevinden en eraf dreigen te vallen. Kortom een zeer specialistische materie. Reeds in 1950 gaf de auteur blijk van briljante literaire inzichten, zoals reeds uit de inleiding van het proefschrift blijkt. | |
[pagina 242]
| |
De koopman van VenetiëIn de inleiding (blz. 9) valt mr. Van Leeuwen in gezelschap van Shakespeare, gelijk met de deur in huis en wordt overdrachtelijk uiteengezet wat rechtsverwerking is. Shylock en Bassanio hebben een overeenkomst van geldlening met elkaar gesloten. Antonio staat borg voor die overeenkomst, d.w.z. als Bassanio niet betaalt zal Antonio Shylock genoegdoening moeten verschaffen met een pond vlees uit zijn lichaam te verwijderen. De rechter zegt tegen Shylock dat hij inderdaad recht heeft op het bewuste pond vlees, te snijden uit het lichaam van Antonio, nu Bassanio de lening niet aflost. Daar Antonio welhaast zeker zijn overeenkomst met de dood zal moeten bekopen als de overeenkomst ten uitvoer wordt gelegd, zegt de rechter, dat de overeenkomst mag worden uitgevoerd, als er maar geen druppel bloed vloeit en de hoeveelheid vlees moet ook exact een pond zijn. Zo heeft de rechter rechter recht gesproken, maar de ernstige gevolgen verzacht. Volgens het Arubaanse-, Nederlands-Antilliaanse- en Nederlandse recht zou een dergelijke overeenkomst heden ten dage een geoorloofde oorzaak ontberen (artikel 1356/4 Nederlands Burgerlijk Wetboek, (BW), artikel 1337 sub d, Burgerlijk Wetboek van Aruba en Burgerlijk Wetboek van de Nederlandse Antillen). Een onmogelijk contract kan niet worden nagekomen, zoals blijkt. De rechter heeft een list verzonnen om zich uit een moeilijk parket te redden. | |
Pacta sunt servandaMet pacta sunt servanda wordt bedoeld dat overeenkomsten altijd uitgevoerd moeten worden, overmacht daargelaten. Aangezien Nederland een land van handelaren is en naar algemeen bekend is ook nogal voorzichtig met geld omgaat (het geld mag immers nooit eens lekker rollen), heeft het principe van pacta sunt servanda in Nederland in het contractenrecht altijd een bloeiend bestaan geleid. Dat bekent dat het in Nederland altijd erg moeilijk is geweest om van een eenmaal gesloten contract af te komen. De goede trouw (redelijkheid en billijkheid) bepaalt of het redelijk is de gevolgen van onvoorziene omstandigheden bij een overeenkomst eerlijk over partijen te verdelen. | |
TijdsverloopIn de tijd dat mr. Van Leeuwen zijn proefschrift het licht deed zien, was een dergelijke gedachtengang niet populair in de rechtspraak, alhoewel de literatuur daarover wel voorzichtig moderne inzichten begon te ontwikke- | |
[pagina 243]
| |
len. Als de goede trouw een door de rechter te interpreteren en vrij vaag begrip, contracten teveel zou bepalen gaat dat ten koste van de rechtszekerheid. En dat komt het rechtsverkeer, in casu de handel dan weer niet ten goede. | |
RechtsverwerkingRechtsverwerking is volgens Van Dale: het tenietgaan van rechten door eigen toedoen van de gerechtigde. Een hedendaags aansprekend voorbeeld: u vergeet uw belastingteruggave op de daartoe geëigende formulieren bij de juiste instantie in achtvoud in te dienen en nu is uw termijn van terugvordering verlopen. Mr. Van Leeuwen zegt er op blz. 77 van zijn proefschrift het volgende over: Verwerken is een synoniem voor verbeuren; een recht verloren laten gaan, hetzij door eigen handelswijze, hetzij door iets na te laten. Verbeuren is weer: tot straf ingevolge enige schuld, overtreding of wangedrag, verliezen. Op blz. 83 wordt dit begrip nader uitgewerkt: ‘Rechtsverwerking is de invloed van de goede trouw op een bepaalde rechtsverhouding waardoor een gerechtigde (uit contract, wet of vonnis) door zijn eigen verwijtbare houding (hetzij doen of nalaten) verhinderd wordt zich op een bepaald recht te beroepen.’ Naar de mening van mr. Van Leeuwen kan men slechts een recht verspelen, indien men de wil daartoe niet had, maar desondanks toch zijn recht verliest. Duidelijk wordt dat rechtsverwerking wat anders is dan afstand doen van verkregen rechten. Op blz. 80 volgt een saillant voorbeeld van rechtsverwerking: | |
De fictie van de stilzwijgende partijbedoelingMr. Van Leeuwen spoort ook de Hoge Raad aan om in zijn uitspraken duidelijk te stellen of het om rechtsverwerking gaat ja of nee. En indien dat het geval is maar de gevolgen kunnen gezien de billijkheid niet door een partij gedragen worden, om dat ook duidelijk te zeggen. Naar zijn | |
[pagina 244]
| |
mening maakt de Hoge Raad teveel gebruik van de fictie van de stilzwijgende partijbedoeling zonder dat er aanleiding toe is. Populair gezegd: door stil te zitten verlies ik mijn rechten, dus heb ik dat gewild. Maar ik kan wel niets hebben (kunnen) weten, maar had ik het dan behoren te weten? En hoe kan ik dan gewild hebben als ik niets kon weten, maar wellicht behoorde te weten? Sinds Kant gaapt er een onoverbrugbare kloof tussen zijn en behoren. Op blz. 43 wordt de volgende uitleg van dit filosofisch probleem gegeven: Behoren en willen zijn twee geheel verschillende elementen van het recht, indien de rechter uitmaakt dat een fatsoenlijk mens zich op een bepaalde wijze moet gedragen en daarbij zegt, dat hij het ‘kennelijk dus’ zo gewild heeft, dan is dat een onwaarheid. Vervolgens wordt Zevenbergen geciteerd: Willen is streng te scheiden van het behoren. Uit het zijn kan niet geconludeerd worden tot het behoren, zo min als uit het behoren tot het zijn. | |
Goede trouwArtikel 1374 BW zegt dat alle overeenkomsten partijen tot wet strekken en dat de uitvoering van de overeenkomst te goeder trouw moet geschieden (1374/3 BW en artikel 1355 BW Aruba en BW NA). De vraag of de uitvoering te goeder trouw is geschied is een rechtvraag en kan in cassatie worden getoetst. Pacta sunt servanda, de goede trouw brengt vooral mee dat men zijn woord gestand doet, ook wanneer dat moeilijk valt. Artikel 1375 BW vult eventuele tekorten in de overeenkomst op door de billijkheid toe te passen. In ieder geval komt Van Leeuwen tot de conclusie dat bij rechtsverwerking de goede trouw een rol behoort te spelen, binnen het overeenkomstrecht en het zakenrecht, om met name bij onvoorziene omstandigheden de risicotoescheiding naar partijen eerlijk te verdelen. De goede trouw werd tot het midden van de jaren zeventig met betrekking tot gewijzigde omstandigheden zeer spaarzaam en via een omweg in de rechtspraak toegepast. De goede trouw speelde tot die tijd slechts een rol bij de uitvoering van de overeenkomst, maar niet bij de totstandkoming. Het blijft nog steeds heel moeilijk van een onvoordelig contract af te komen. In het arrest van 27 april 1984, NJ 1984, 679 werd de door HR beslist dat de regeling van het Nieuw Burgerlijk Wetboek (NBW) inzake de invloed van onvoorziene omstandigheden op de overeekomst ook in het bestaande BW kan worden toegepast.Ga naar eind20 Daarbij moet echter de beperking gelden dat voor de toepassing van de regeling op een overeenkomst alleen | |
[pagina 245]
| |
onder uitzonderlijke omstandigheden gelegenheid bestaat. Dus ook in deze materie was mr. Van Leeuwen zijn tijd vooruit. | |
OvermachtTegenwoordig wordt daar waar overmacht bestaat geen probleem gezien in de toerekening van de schade aan partijen, iedere partij draagt in beginsel zijn eigen schade.Ga naar eind21 De artikelen 1280 en 1281 BW regelen de gevolgen van overmacht. Voor Aruba en de Nederlandse Antillen zijn dit de artikel 1261 en 1262 van de respectievelijke BW's. Met overmacht wordt bedoeld de onmogelijkheid om aan een verbintenis te voldoen ten gevolge van een oorzaak die de debiteur niet kan worden toegerekend. Schuld en overmacht grenzen aan elkaar. De overmacht begint daar waar de schuld ophoudt. Hier speelt de goede trouw uiteraard ook een rol, maar het leerstuk van de overmacht is zo diepgaand uitgewerkt in de rechtspraak, dat er zich zelden problemen voordoen die met rechtsverwerking hebben te maken. De problemen zullen eerder ontstaan daar waar veranderde omstandigheden aanleiding geven om het oorspronkelijke contract bij te stellen. | |
De rechter en de stekelvarkensZoals hierboven opgemerkt zal de rechter het recht moeten interpreteren en dat is daar waar pacta sunt servanda geldt niet eenvoudig, als zich onvoorziene omstandigheden voordoen in situaties waar zakelijke dan wel persoonlijke rechten voortvloeien uit overeenkomsten. Dat is ook de conclusie van mr. Van Leeuwen in zijn proefschrift. Hij citeert op blz. de stekelvarkens van Schopenhauer (die we reeds eerder tegenkwamen, maar steeds dezelfde varkens blijven) en dat is nu precies het kernpunt van het vraagstuk. De rechter zal tussen twee kostelijke hooibergen moeten kiezen, de rechtszekerheid of de billijkheid. Geen van beide opties is dogmatisch gezien de juiste keuze, als zovaak in het leven dient een uitgebalanceerd compromis gevonden te worden tussen de praktijk en de theorie. De stekels zullen af en toe gevaarlijk prikken, maar zo blijven de rechters wakker en kunnen de belangstellenden nog mooie jurisprudentie tegemoet zien. Wellicht wat strakker en luchtiger geformuleerd onder invloed van het heldere en inzichtelijke taalgebruik van de Meester?Ga naar eind22 De taal verdient juridisch een betere toepassing dan nu meestal het geval is. Voor justiciabelen en deskundigen zou het een zegen zijn als men van elkaar weet waarover gesproken wordt. | |
[pagina 246]
| |
De taal is het huis waarin wij wonenIn die zin hebben Wittgenstein en Boeli van Leeuwen gelijk, de taal van het recht verhult en is lang niet altijd duidelijk, ook niet voor degenen die er gebruik van maken. Er lijkt mij een rechtsvormende taak en een voortrekkersrol in deze te zijn weggelegd voor de Hoge Raad. Naar ik heb begrepen kampt de Hoge Raad echter met een ernstig gebrek aan mankracht. Dit betekent waarschijnlijk dat alles bij het oude zal blijven en dat is weer heel geruststellend. Toch is het misschien het overwegen waard te denken aan een vrouw als lid van de Hoge Raad om de mankracht te versterken. Sinds het begin van de jaren tachtig bevindt er zich in Engeland een ‘Lady in the Lords’. Een frisse wind vanuit het Koninkrijk overzee (in dit geval de Nederlandse Antillen) is misschien dan toch de enige oplossing om uit de impasse te geraken. |
|