formuleren ‘dat ze door de poëzie van de taal toegankelijk zouden worden voor alle mensen’. Zijn relatie met de medemens is afstandelijk: ‘Ik houd van de mensheid, maar niet van deze ene mens’.
Als getuige van de Eerste Wereldoorlog had pater Bodin zijn blik afgewend van deze massale slachting of liever:
hij draaide de kijker om, zodat het beeld verkleind werd tot het draaglijke. Hij reduceerde, noodgedwongen, het menselijk lijden door het naar achteren te schuiven en collectief te maken.
Hierdoor weet hij voor zichzelf afstand te nemen tot het individuele lijden van de mens.
Terecht wordt hij in de vakbladen vergeleken met Marx, omdat ook Marx de kijker heeft omgedraaid om het beeld te collectiveren en te verkleinen.
Dit individueel lijden van de mens staat juist centraal bij de andere hoofdpersoon van De eerste Adam: Adam Polaar, de tegenpool van Pater Bodin.
Hij trekt zich wel het lot aan van de Griek die te midden van helse pijnen (‘Keel me please, Adam, keel me please’) in New York overlijdt. Als nazi's de zoon van ene Premsler vermoorden is het Adam die Premsler troost en deze depressieve jood ‘bij de kraag boven water heeft gehouden’. Adam ontfermt zich ook over de steenrijke maar fragiele Ruth. In het slothoofdstuk van De eerste Adam vindt de confrontatie plaats tussen Pater Bodin en Adam Polaar. Pater Bodin schetst het mensbeeld van Teilhard de Chardin:
De mensheid is voor mij een leger dat de berg opklimt naar God. Soms vordert het langzaam, soms blijft het eeuwenlang stilstaan op een plateau; de laatste vijftig jaar vliegt het leger de bergwand op. Het leger is naar mijn vaste overtuiging onverslaanbaar, al vallen soms hele divisies tegelijk in de afgrond.
Adam Polaar stelt daar tegenover:
Waar ik ook maar kom, word ik als het ware naar de verlorenen toe gezogen, naar de mensen met de gebroken ruggen in de ravijnen. Daarom kan ik hier naar waarheid zeggen: mijn leven is volkomen doelloos, want mensen die the point of no return zijn gepasseerd, zijn niet meer te helpen noch door mij noch door een echte priester.
Het woord ‘echte priester’ verrast pater Bodin, maar dan zegt hij zacht tegen Adam Polaar: ‘Je bent de priester die ik, ondanks de volledige wijding van mijn kerk, nooit heb kunnen zijn’.
Het boek eindigt met een bezoek van Pater Bodin en Adam Polaar aan een hysterische geestelijk gehandicapte vrouw die in een krottenwijk bezig is haar kinderen met kerosine te vergiftigen. Als Adam Polaar dit tracht