| |
| |
| |
Deel I Schrijvers - boeken - lezers
| |
| |
Hoofdstuk 1. Een historisch overzicht
1. | Op zoek naar een boek |
2. | Nederlandse aandacht voor ‘De West’ |
3. | Wederzijds begrip? |
4. | Arubaanse en Nederlands-Antilliaanse kinderliteratuur |
5. | Arubaanse en Nederlands-Antilliaanse jeugdliteratuur. |
6. | Lijst van kinderboeken |
7. | Lijst van jeugdliteratuur |
‘Antilliaanse kinderen waren altijd volgepompt met wetenswaardigheden
over Nederland via boeken, maar in Nederland konden de kinderen via hun boeken
amper iets over de Antillen aan de weet komen.’ (Miep Diekmann, Bzzlletin, jrg. 5, 1976 nr. 39)
| |
| |
| |
1. Op zoek naar een boek
In het januari-nummer 1970 van het algemeen-culturele door Frank Martinus
Arion geredigeerde tijdschrift Ruku verweet de bekende
Nederlandse jeugdboeken-auteur Miep Diekmann aan de Antilliaanse auteurs,
dat ze te weinig aandacht aan de jeugd besteedden:
‘En wat doen jullie, schrijvers van hier, om je kinderen op die
wijze te stimuleren, om hen los te weken uit een te schools patroon van
leven? Om hen in de eerste plaats de waarde te laten inzien van hun
eigen gedachtenwereld en expressie?’ (Ruku, jaargang 1,
no. 6, jan. 1970, p. 9).
Miep Diekmann groeide in Willemstad op Curaçao op en had in 1970 al diverse
kinder- en jeugdboeken over de Antillen gepubliceerd, bijvoorbeeld de
vierdelige serie Cu luz na man (1962/1964) voor de lagere
school in opdracht van de Antilliaanse regering, en een half dozijn
jeugdboeken als De boten van Brakkeput (1955), Padu is gek (1956), Gewoon een straatje
(1957), Driemaal is scheepsrecht (1958), En
de groeten van Elio (1961) en Marijn bij de
lorredraaiers (1965). Daarom had ze zeker recht van spreken. Was er
inderdaad zo weinig geschreven?
Wie bij de Antilliaanse boekhandels binnenloopt om eens te kijken wat daar
aan eigen kinder- en jeugdliteratuur verkrijgbaar is, zal met (bijna) lege
handen al gauw weer buiten staan. Er is nauwelijks iets te koop, is er ook
niets geschreven? Wat is er, waar kan ik het vinden? Waar kan ik lezen over
wat er zoal gepubliceerd is?
Over de Arubaanse en Nederlands Antilliaanse kinder- en jeugdliteratuur is
tot nu toe maar heel weinig geschreven. Het is daarnaast trouwens moeilijk
te vinden wát er geschreven is, omdat gepubliceerde overzichtelijke
bibliografieën nagenoeg ontbreken.
Nu is de kinder- en jeugdliteratuur zelf nog maar weinig uitgebreid.
Wat er geschreven is, is vooral voor kinderen van zes tot twaalf jaar
bestemd; jeugdliteratuur voor dertien- tot zestienjarigen is er nog maar
heel weinig.
Wie dit onderwerp wil bestuderen vindt een uitstekend hulpmiddel in de
beknopte uitgave: Literatuuroverzicht van de Nederlandse
Antillen (Sticusa 1985), afdeling ‘Jeugdlectuur’, omdat daarin heel
wat titels bij elkaar gezocht zijn. Maar de indeling ervan is nogal
verwarrend omdat er boeken van niet-Antillianen OVER de Nederlandse Antillen
èn boeken van Antillianen zelf - de eigenlijke Antilliaanse kinder- en
jeugdliteratuur - in opgenomen zijn. Als we ons onderwerp definiëren als
‘jeugdliteratuur geschreven door Antilliaanse auteurs’, dan vallen de eerste
auteurs af als groep. En daar is veel voor te zeggen, omdat ze vaak weinig
‘Antilliaans’ zijn in hun werk. Het decor is van Curacao of van een ander
eiland, de thematiek heeft niets of nauwelijks met het betreffende eiland te
maken.
Via het zeven keer per jaar verschijnende Sticusa-journaal
houdt deze stichting gelukkig het recente werk bij. Wie de moeite neemt de
losse nummers achtereenvolgens door te bladeren op de ‘aanwinsten op de
boekenmarkt’ is volledig op de hoogte.
De jeugdbibliothecaresse Viola Statia heeft vanaf 1982 en het laatst in 1985
complete bibliografieën gemaakt ten behoeve van de jeugdbibliotheek, voor
Nederlandstalige en Papiamentstalige werken. In 1980 gaf haar collega
bibliothecaresse Rayna Bikker een overzicht in een stencil, getiteld
‘Literatura pa mucha na Papiamentu of na Hulandes tratando den ambiente i
situashon na Antiyas’ uit.
Maar dit zijn eigenlijk vooral interne stukken die veel te weinig verspreid
zijn en daarom moet een onderzoeker zich voorlopig behelpen, onder andere
met de catalogus of | |
| |
kaartenbak van de jeugdbibliotheek. In de
Encyclopedie van Suriname (1977) is er niets te vinden
over de kinder- en jeugdliteratuur van dat land. Gelukkig heeft Carel de
Haseth in de Encyclopedie van de Nederlandse Antillen
(1985) wél de ‘jeugdlectuur’ verwerkt en geschreven over de belangrijkste
auteurs in een apart lemma: Sonia Garmers, Diana Lebacs, Nilda Pinto. Elis
Juliana, Pierre Lauffer en Ernesto Rosenstand. In Met eigen
stem (1980) hebben de auteurs Andries van der Wal en Freek van Wel
een hoofdstuk aan de ‘Antilliaanse jeugdliteratuur’ gewijd en een aparte
paragraaf aan de brugfiguur Miep Diekmann.
Gedurende de jaren dat de boekenpagina van de Amigoe-weekendbijlage Napa onder redactie van Jos de
Roo, Walter Palm en vooral Carel de Haseth stond (tweede helft van de jaren
zeventig en het begin van de jaren tachtig) werd ook daar gelukkig veel
aandacht aan nieuwe uitgaven van de Antillen besteed, vooral door de
recensente Viola Statia.
Nu zijn de bibliotheken zodanig georganiseerd dat alles systematisch wordt
bijgehouden, maar in het verleden toen men een bibliotheek alleen als
uitleencentrum van boeken beschouwde, is veel verloren gegaan of gewoon
weggegooid - waardoor veel waardevol materiaal definitief weg is.
Zo moeten we ons eerste paragraaf jammergenoeg een beetje in mineurstemming
beginnen: er is (nog) niet zoveel en wát er is moet in het algemeen moeizaam
bij elkaar gezocht worden.
Gelukkig dat ik daarom aan het slot toch twee belangrijke scripties kan
noemen. Harry Theirlynck die drie jaar op Curacao woonde, schreef zijn
doctoraalscriptie Van Maria tot Rosy; over Antilliaanse
literatuur (Nijmegen 1984, Leiden 1986) waarin hij hoofdstuk 8 aan
de Antilliaanse jeugdliteratuur wijdde.
Een de Bonaireaanse Ini Statia schreef in november 1984 haar Groningse M.O.-B
scriptie Konta mi algu krioyo: Nederlandstalige Antilliaanse
jeugdliteratuur (vreemd of eigen?). Maar voor beide uitstekende
werkstukken geldt dat ze te weinig verspreid zijn en ook nauwelijks te
krijgen zijn.
| |
| |
| |
2. Nederlandse aandacht voor ‘De West’
Voordat er auteurs in het Caraïbisch gebied zelf gaan schrijven voor de
kinderen en jeugd in hun land, zijn er een aantal Nederlanders die over de
Nederlandse Antillen (vooral Curacao) en Suriname schrijven. Maar in
tegenstelling tot de aandacht voor ‘De Oost’ (Nederlands-Indië/Indonesië) is
die voor ‘De West’ in Nederland altijd relatief gering geweest.
Terwijl in Suriname zelf de kinderen jeugdliteratuur nog maar moeizaam van de
grond komt en de Nederlandse Antillen een relatief groter eigen produktie
hebben, is de Nederlandse aandacht omgekeerd evenredig. De Sticusa-Bibliografie van Suriname (1972) meldt in de afdeling
‘jeugdlectuur’ (p. 145-147) ruim vijftig nummers, waarvan het oudste al van
1853 is: C. van Schaick Dichtbundeltje voor de Surinaamse
jeugd, Kruseman, 1853, 80 bladzijden. Een zevental werken zijn er van
vóór 1940, tussen 1926 en 1937: A den Tex-Boissevain, Toriman, H.J. Jacobs,
P.M. Legêne, G.C. Hoogewerff, W. van Ass en H. van Amstel.
Na de Tweede Wereldoorlog wordt de aandacht groter, met een absoluut
hoogtepunt tussen de jaren 1955 en 1965, waarna het aantal publicaties weer
minder wordt. Maar een geringe aandacht blijft er bestaan tot in de laatste
jaren, ook na de onafhankelijkheid in 1975, getuige Henk Barnard Kon hesi baka / Kom gauw terug (1976)
dat zelfs een gouden griffel kreeg en J.B. Charles enige jeugdboek Naar de Barbiesjes (1983). Die aandacht blijkt ook uit een
aantal herdrukken van C. Butner die tussen 1957 en 1962 elf kinder- en
jeugdboeken over Suriname schreef, nu in de populaire Witte Raven
jeugdboekenserie, en Anne de Vries Panokko-serie
(1959-1961, drie delen) die herdrukt werden in een omnibus van 1980.
De naar verhouding grote aandacht tussen 1955 en 1965 zal te maken hebben met
het Statuut van het Koninkrijk dat in 1954 de nieuwe verhoudingen tussen
Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen bepaalde, en de
onafhankelijkheid van Indonesië, waardoor het schrijven over de exotische
‘oost’ als mogelijkheid wegviel. Zo gooide Anne de Vries met zijn Jaap en Gerdientje-serie ook tijdsbewust het roer om en
vertrok de zendeling-vader van Gerdientje met zijn gezin in de laatste
drukken naar Suriname in plaats van naar ‘Ons Indië’.
De Nederlandse aandacht voor de Nederlandse Antillen was veel geringer; de
Sticusa-Bibliografie van 1975 kwam tot een
vijfentwintigtal werken, waarvan geen enkel voor 1950, terwijl er daarna een
regelmatig publicatie-stroompje is. Maar we moeten wel bedenken dat dat de
produktie is van slechts enkele auteurs: Miep Diekmann neemt meer dan tien
titels voor haar rekening, W.A.J. Holleman een viertal en Hanny Lim een half
dozijn; maar de laatste is langzamerhand meer Curacaose dan Nederlandse Van
deze auteurs is Miep Diekmann vooralsnog de enige die erin slaagde de
Nederlandse Antillen van binnenuit te beschrijven, zonder die eeuwige
vergelijkingen via Nederlandse hoofdfiguren met Nederlandse normen,
gebruiken en oplossingen. Dat mijn havo/vwoleerlingen op het Colegio Arubano
veelal denken dat ze een Antilliaanse auteur is, mag als het sterkste bewijs
daarvoor gelden. Na 1975 komt er nog een aantal Nederlandse boeken over de
Antillen bij, met een frequentie van ongeveer één per jaar.
Wilko Bergmans schreef over Baba en Bonaire, terwijl Thera Coppens voor haar
musical-kinderboek Vlieg op ook dat laatste eiland koos,
evenals Anton Quintana voor zijn Duel in de diepte. Piet
Meinema publiceerde twee kinderboekjes over Sint-Maarten, en Gerrit van | |
| |
Heerde liet zijn De stenen dori op Curacao
spelen.
In tegenstelling tot Suriname waarover Henk Barnard heel indringend schreef,
is er voor de Nederlandse Antillen, ook de laatste tijd, geen buitenlander
geweest die de ontwikkeling die Miep Diekmann op gang gebracht had kon
voortzetten. De Nederlandse auteurs brachten het geen van alle verder van
decorbeschrijvers.
| |
| |
| |
3. Wederzijds begrip?
Veel van het hierboven genoemde werk is al lang niet meer verkrijgbaar, en ik
zou zeggen gelukkig, althans voor een aantal ervan! De goede boeken, als van
Miep Diekmann bijvoorbeeld hebben terecht het tijdelijke aspect overwonnen.
De meeste werken van de Nederlandse auteurs werden, volgens de begeleidende
teksten, geschreven tot ‘beter begrip’, maar of dit bereikt werd kan men
zich afvragen. Wat te denken van A. de Vries: Dagoe, de kleine
bosneger (vierde druk 1961, Callenbagh Nijkerk) als je weet dat
‘dagoe’ (= hond) een van de ergste Surinaamse scheldwoorden is met een sterk
beledigend karakter? En van Gerrit van Heerde:
De stenen dori (1977) over de ‘vriendschap tussen twee
blanken en een neger’, zoals de auteur het belieft uit te drukken?
Kinder- en jeugdboeken over Suriname en de Nederlandse Antillen werden en
worden vaak beschouwd als ‘een ideale manier om kinderen meer te
interesseren voor het leven op de Antillen en, in 't algemeen, om kinderen
uit verschillende werelddelen dichter bij elkaar te brengen ....’
(Uit: Voorjaarsaanbieding 1985, Omniboek, Den Haag, p. 7, over Diana Lebacs:
De toembakoning). Dolf Verroen en Nannie Kuiper
schrijven op de achterkant van hun bloemlezing Ons Suriname
ik (1984): ‘Wij hebben deze bloemlezing samengesteld omdat wij door
onze vele schoollezingen hebben ervaren hoe weinig Nederlandse kinderen van
Suriname afweten. Hij is gemaakt voor thuis en in de klas, opdat Surinaamse
kinderen in Nederland hun achtergronden zullen herkennen en Nederlandse
kinderen meer van die achtergronden zullen gaan begrijpen. Veel plezier
ermee! Presirie!’ Op 28 september 1984 hield de Surinaamse
kinderboekenauteur Gerrit Barron een lezing in Galerie Srefidensie
(Amsterdam) bij de aanbieding van zijn twee nieuwe kinderboeken. Uit zijn
toespraak het volgende citaat:
‘Tussen 1900 en 1982 (zijn) zo'n 56 boeken geschreven door
Nederlanders over Suriname. Boeken over Suriname voor zowel Nederlandse als
Surinaamse kinderen. Het typische van heel wat van deze boeken is dat
ze steeds weer bewust of onbewust de witte superioriteit proberen op te
dringen aan de Surinaamse lezers en de Nederlandse lezers dat meegeven als
hun erfelijk recht. Ik wil dit graag illustreren met enkele titels van
boeken: Wanneer W. van Ass zijn boek “Jan zonder vrees in Suriname”
schrijft, dan weten we vandaag wel beter wie Jan zonder vrees is, en nog
probeert te zijn. Wanneer G.C. Hoogewerf zijn boek “Piet Hein naar de west”
schrijft, dan weten we nu wel beter wie Piet Hein is. We horen nog onze
ouders uit volle borst en lege maag zingen over deze zeerover, die eigenlijk
de ideoloog was van wat later een staatsgodsdienst zou worden in Nederland
met betrekking tot de koloniën, waaronder ons geliefd Suriname.’
Carel de Haseth schreef in gematigde doch onmiskenbaar ironische toon: ‘Wat
betreft jeugdboeken in het Nederlands, welke zich op de Antillen afspelen,
moet worden opgemerkt dat in eerste instantie Nederlandse schrijvers en
schrijfsters als Hanny Lim, Jan Broos, Miep Diekmann en (de op Curacao
geboren) Siny van Iterson verdienstelijk werk hebben verricht. Helaas was
het “Antilliaanse” karakter van veel van hun werk voor het Nederlands kind
vaak duidelijker dan voor het Antilliaanse kind.’ (Encyclopedie
van de Nederlandse Antillen, p. 251).
Jan Droog (die Carel de Haseth waarschijnlijk bedoelt met Jan Broos),
destijds onderwijsinspecteur, | |
| |
wilde met Bam
Lesa een serie leesboekjes voor het voortgezet leesonderwijs geven,
maar alleen Rob en Chico verscheen. De stof is geput uit
de ‘couleur locale’ met aandacht voor het Papiamento en Compa Nanzi, maar
ook is de aandacht voor Nederland nog bijzonder groot: er wordt over het Wilhelmus uitgeweid en het hoogtepunt van het boek is de
komst van de koningin. Het kristische tijdschrift Vitó
(1964/1971) nam in jaargang I, no. 10, p. 864 een uitvoerig artikel uit Kambio (1965/ 1968) over onder de titel ‘Brainwashing’,
waarin onderwijs-inspecterug Jan Droog belachelijk wordt gemaakt wegens zijn
gedicht ‘De koningin komt’. Enkele coupletten uit het middengedeelte van dit
gedicht ter illustratie:
‘'t Duurt nog hoogstens maar drie weken,
Dan is 't feest op Curacao.
Van dat feest zal ieder spreken,
Want het gaat om Rood-Wit-Blauw.
Brengt met de Prins der Nederlanden,
Voor het eerst, als regerend Vorstin,
Een bezoek aan onze stranden.’
Wie het volledig wil zien voor hij het gelooft, zoeke Bam
Lesa nog maar eens op. Het gedicht besluit met:
‘Straks is 't feest, zoals je nooit eerder zag,
Straks waait er van alle huizen de vlag,
Dan is ieder vrolijk, dan is ieder blij,
We krijgen beslist wel een paar dagen vrij!
Dan tooit zich ieder met Rood, Wit en Blauw,
Lang Leve Oranje en Biba Corsow!’
E.Z(ielinski) schrijft dan in Vitó: ‘Bovenstaand produkt
van seniliteit rechtvaardigt de onmiddellijke ontheffing van Jan Droog uit
de paedagogische funktie die hij thans nog inneemt. Aan de vergiftiging van
onze jonge generatie en aan de koloniale onderworpenheid van grote delen van
de bevolking dient nu eens een eind te komen. Om te beginnen: Droog, eruit.
Commentaar Vitó:
‘Wij zijn het volledig met KAMBIO eens: DROOG ERUIT.’
Het is achteraf makkelijk gnuiven om dit soort zaken van Nederlandse fraters
en onderwijs-inspecteurs. In de jaren vijftig en zestig zijn er - niet erg
geslaagde - pogingen geweest om het Nederlandstalige onderwijs een
Antilliaans karakter te geven: De eerste stap; Ariba; Zonnig Nederlands; Langs eigen weg e.a. Door de oubolligheid ervan èn door
ongenuanceerd felle kritiek is dit streven mislukt. Een mislukking waarvan
het onderwijs in de jaren tachtig nog de wrange vruchten plukt, omdat er
geen goed Nederlandstalig onderwijs méér is en nóg geen Papiamentstalig
onderwijs op niveau.
Tegenover dit pessimisme nog maar weer eens een (Nederlands) optimistisch
geluid van Peter ten Hoven in Bzzlletin van maart 1980,
achtste jaargang, nr. 74:
‘De boeken van Diana Lebacs en Sonia Garmers vervullen zowel op de
Antillen als hier in Nederland een belangrijke funktie. Daarginds stimuleren
ze jongeren die dreigen los te raken van hun eigen cultuur, zich bezig te
houden met hun verleden en toekomst; hier zijn ze van betekenis voor de
Antillianen die door deze boeken kontakt blijven houden met hun land en
achtergrond. En natuurlijk hebben Nancho, Orkaan en Mayra die Nederlanders
die verder wensen te kijken dan hun neus lang is, ook heel wat te vertellen
dat de moeite waard is. Want ook wij hebben een verleden. Dat blijkt nog
elke dag.’
Maar met Diana Lebacs en Sonia Garmers zijn we in de omgekeerde situatie
beland, waarin van binnen- | |
| |
uit over de Antillen geschreven
wordt. Nu schrijven auteurs over hun eigen land, voor de eigen lezers in het
eigen land en in Nederland.
Een derde stap wordt gezet door die auteurs die de Nederlandse taal omruilen
voor het Sranan Tongo (in enkele gedichten) of het Papiamento (een grote
groep auteurs in alle drie genres) of het Engels (op de Bovenwindse eilanden
van de Antillen). Zolang het Nederlands nog steeds onderwijstaal is in de
landen Aruba, Suriname en de Nederlandse Antillen, zal de laatste groep niet
tot volle ontplooiing kunnen komen: lezen leer en doe je hier vooral op
school en daarnaast ook nog een béétje thuis!
Thera Coppens: Vlieg op! Omniboek - Den Haag, 1985
Leeslift-project Antillen
Saskia, Tom en Debbie verhuizen met hun ouders vanuit Amsterdam naar Bonaire.
Na vier weken in het nieuwe huis gewoond te hebben maken ze kennis met de
eerste kinderen die Pedrito, Maria en Juanita heten, en die hun vragen mee
te doen in een musical die ze instuderen onder leiding van hun onderwijzer
Mirto. De musical ‘Vlieg op!’ gaat over drie Nederlandse kinderen die naar
de Antillen gaan, een beetje last van heimwee hebben, maar toch wennen aan
het heel andere leven. De opvoering wordt natuurlijk een groot succes! Het
aardige van het boekje is dat er een musical met tekst en muziek van gemaakt
is, die bijgeleverd worden. Ik las alleen het boek.
Het is jammer dat er zo veel fouten of onwaarschijnlijkheden in staan, als:
Aruba ligt een beetje tussen Curacao en Bonaire in. Als de kinderen op Hato
landen zien ze het eerste palmbomen.
De lachende donkere taxi-chauffeur heeft natuurlijk weer zijn spierwitte
tanden volgens de bekende clichés. In Nederland is het al herfst, maar op
Bonaire is de school nog niet begonnen; heeft de auteur misschien aan de
Surinaamse vakantie-tijd gedacht?
In die tijd van het jaar wordt er een vliegerwedstrijd gehouden. Als
onderwijzer Mirto over het verleden vertelt, lezen we: Er zijn geen Indianen
op Bonaire en niet veel blanken MEER. Maar Mirto staat op want het is zes
uur en dus tijd om te eten. Kinderen zeggen ‘ayo’ als ze elkaar begroeten en
‘adelisia’ als ze iets lekker vinden.
En dat allemaal terwijl de auteur zich heeft laten voorlichten door kinderen
die op Bonaire gewoond hebben!
Volgens de uitgeversfolder is het Leeslift-project Antillen ‘een ideale
manier om kinderen meer te interesseren voor het leven op de Antillen en, in
't algemeen, om kinderen uit verschillende werelddelen dichter bij elkaar te
brengen....’
Het boekje zelf is keurig uitgevoerd en bevat een vlot verhaal, maar wat
bereik je met zoveel slordigheden?
‘Vlieg op!’ zeg ik dan, wat volgens de auteur in het Papiamento vertaald ‘ai
bana’ is.
| |
| |
| |
4. Arubaanse en Nederlands-Antilliaanse kinderliteratuur
Al ver voor het eigenlijke, wat systematisch begin van de Antilliaanse
jeugdliteratuur, verzorgde het Vicariaat uitgaven in het Papiamento.
Zo stuitte ik dankzij bibliothecaresse Maritza Eustatia en Diana Lebacs op
Ciento Cuenta Corticoe. Boeki di leza pa uso di
school. Curazao, Imprenta di Vacariato, 1881, 106 + IV pagina's. Dit
boek is geen jeugdliteratuur in de eigenlijke zin van het woord. Het betreft
een honderdtal korte verhalen die een zedekundige of godsdienstige les
bevatten. Elk verhaal begint met een sententie die kort wordt uitgewerkt in
een moraliserende vertelling, die soms origineel is, maar in de meeste
gevallen vertaald uit Nederlandse voorbeelden en aangepast aan de
Antilliaanse omgeving. Leesonderwijs in het Papiamento ten dienst van de
godsdienstige opvoeding!
Zo'n boekje is natuurlijk de bekende speld in de hooiberg. Hoeveel spelden er
misschien nog meer gevonden kunnen worden en of er überhaupt een hooiberg
was, daarover is met de huidige stand van het onderzoek nog niets te zeggen.
Andries van der Wal en Freek van Wel meldden in Met eigen
stem (1980, p. 118) dat W.M. Hoyer kindergedichten publiceerde in La Cruz, het Papiamentstalige weekblad dat vanaf 1900
onder priesterleiding verscheen.
Balor di un cent (Version)
Stop di maha, keda ketoe,
Bo ta koper, sushi pretoe,
Mi ta un gulden nobo, blancoe.
Mi ta lombra asina tantoe
Wel, - e cent a contestéle:
I nan toer gusta bo tantoe
Bo'n ta sali fo'i nan man.
Sea pretoe, sushi ó koper.
Dit gedicht - De waarde van een cent - werd geschreven door de Curacaose
dichter W.M. Hoyer (1862-1953) en gepubliceerd in Ala
Blanca, een jeugdtijd-schrift dat werd uitgegeven door het Vicariaat:
Ala Blanca, dedicá na nos hubentud, 1912-1913, Promer Anja,
Imprimí na Imprenta di Vicariato Apostolico, Curacao.
Van de eerste jaargang verschenen 28 veertiendaagse nummers tussen 1 mei 1912
en december 1913. Het tijdschrift was duidelijk bedoeld ter bevordering van
de godsdienstzin onder de jeugd.
‘De vogel Ala Blanca is een beeld van jullie ziel, die nog
schittert in de zuiverheid en onschuld van de Doop. Jullie ziel moet als
deze mooie vogel zijn.’
Er verschenen vervolgverhalen in als ‘Kruisweg van de kinderen’. ‘Hoe ik de
Titanic-ramp overleefde’ en over de geschiedenis van de ‘kleine Herman’ en
de ‘kleine Nellie’ enz.
Daarnaast waren er vaste rubrieken als een stripverhaal, waarin een ezel
bijvoorbeeld zijn eigen geschiedenis vertelde, ‘varia’ met allerlei
wetenswaardigheden, uitleg over de Rooms-Katholieke eredienst, een pagina
ter ontspanning met raadsels, damproblemen, etc.
Van 1938 tot 1940 (24 september 1938-7 december 1940) verschenen er nog weer
24 nummers van een ‘tweede’ en ‘derde’ jaargang, die dezelfde missionerende
opzet hadden.
Dankzij de bemiddeling van | |
| |
Diana Lebacs uit wier privé-bezit ik
de eerste jaargang mocht raad-plegen en haar gegevens over de tweede
jaargang die bij de Mongui Maduro bibliotheek berust, was het me mogelijk
ook deze ‘speld’ van vroege Papiamentstalige kinderlectuur even te tonen.
Vacantie (Pa Chikitoenan)
Den un casita leuw di mondi,
Un mucha balente, koe lo no troca
Su sabana pa palacio di reynan,
Leuw den e mondi, aja e tabata biba.
Cuantoe bez e sa sali pa keiroe
Den e mondi frescoe i berde.
Pa tende e dushi canticanan,
Koe paharanan tabata confié
E conoce nan, si chiki i grandi,
I tabata mira nan miles bez.
E sabi nan bistir, tambe nan nomber,
I tabata compronde nan lenga.
Conenchinan pretoe i blancoe,
Si, toer e tabata conoce.
Nada no tabata mas boenita p'é,
Koe paharanan liber den naturaleza.
Su deber ta jamé na school atrobe,
I el tabata bai coe legria i contentoe.
Tempran caba mi a cohe griffel,
Contentoe ta pa mi di keda cerca boso,
Ma sinjanza ta riba toer.
Den e mondi dushi i frescoe.
Coe animo nobo, mi amiguito,
Leuw t'e camina den sinjanza.
Koe lo bo por topa den bo camina,
Hopi rosa i menos soempinja.
Deze voorbeelden zijn weliswaar incidenteel en toevallig, maar toch
waardevol. Ook als we deze moraliserende - missionerende verhalen en
gedichten tot de lectuur en niet de ‘officiële’ literatuur rekenen, blijft
er de constatering dat degenen die op de Nederlandse Antillen - lees:
Curacao - zich voor het eerst speciaal tot kinderen richtten dat al heel
vroeg in het Papiamento deden. Dat is ook het geval met het begin van de
eigenlijke kinderliteratuur. Het Nederlands zal pas later het Papiamento -
tijdelijk - verdringen t.b.v. het onderwijs. De nieuwe verhoudingen binnen
het Koninkrijk der Nederlanden na de Tweede Wereldoorlog, de Ronde Tafel
Conferenties en het Statuut van 1954 hadden ook een culturele ontwikkeling
tot gevolg, waarvan het ontstaan van een eigen kinder- en jeugdliteratuur
één facet was. In het begin van de jaren vijftig verzamelde en vertaalde
Nilda Maria Geerdink-Jesurun Pinto een dertigtal Compa-Nanzi verhalen: Cuentanan di Nanzi, en gaf ze haar Corsouw ta
conta uit. Zo begon de Antilliaanse kinderliteratuur in aansluiting
op de orale (=mondeling over-geleverde) traditie van de tot de tijd van de
slavernij teruggrijpende, uit Afrika afkomstige Nanzi-verhalen, die ook in
Suriname en Jamaica bekend zijn. Een echt Caraïbisch gegeven! Al een paar
jaar eerder had dezelfde Nilda Pinto in samenwerking met R.Th.Palm Bam canta (ong. 1946), een Papiamentotalige liederenbundel
voor kinderen uitgegeven. Zo bracht ze de literaire traditie weer binnen
bereik. De Encyclopedie van de Nederlandse Antillen geeft
onder ‘kinderliedjes’ enkele bijzonderheden en noemt ook nog: R.D.Simon en
E.C. Provence: Canta cantica contento en Sonia de Castro,
Frère Alexius | |
| |
en W. Kamps: Nos ta canta.
(1962). Ongeveer 1977 zal Paul van Sprang onder de titel Kantika Dushi een viertalige zangbundel voor basisscholen uitgeven
met kinder- en jeugdliedjes. In de jaren tachtig is vooral ook Enid
Hollander actief met haar groep Zjozjoli, die enkele grammofoonplaten
uitgeeft. ‘Dat Zjozjoli haar LP vergezeld heeft doen gaan van een boekje met
de bijbehorende teksten is zeker toe te juichen, vooral hier waar zo weinig
Papiamentstalige kinderliedjes in gedrukte vorm aanwezig zijn,’ schrijft
Viola Statia in Napa van 23 juli 1982 bij de presentatie
van de tweede LP.
In de tweede helft van de jaren vijftig schreef Sonia Garmers een serie
kinderboeken in het Papiamento: Tantan Nini... ta conta
(1955); Conta cuenta (1957); Un macutu jen di
cuenta (1960), en publiceerde René de Rooy Cuentas y
anecdotas in het Spaans. Ernesto Rosenstand vertelde in het
kinderuurtje van Radio Kelkboom een aantal kinderverhalen over de
geschiedenis van Aruba, die hij later verzamelde onder de titel Kuentanan Rubiano (1961) en Kuentanan pa un i
tur (ong. 1965). In deze verhalen over Wadirikiri, Kudawecha, Andicuri,
Kibaima, Makuarima enz. geeft hij in de vorm van sagen een verbeelding van
het Indiaanse verleden van zijn eiland. ‘Ik hoop dat wanneer jullie Kuentanan Rubiano lezen, je in je fantasie terug gaat naar
de verleden tijden ....
Authentieke tijden, schilderachtig en romantisch, die zo snel voorbijgingen
en die zo radicaal verdwenen zijn; maar die zijn blijven leven in de namen
van onze plaatsen zoals Wadirikiri, Arikok, Bushiribana, etc.’ aldus het
slot van Rosenstands ‘proloog’ in een vrije vertaling.
Later houdt E. Rosenstand zich bezig met kindertoneel, als hij schrijft voor
de toneelgroep Chi-ku-cha, bijvoorbeeld:
Wantapa! ...tapa!...Ha!...Ha!..Ha! (1981) en Kudawecha a keda sheu (1982).
Er wordt op Aruba wel voor kinderen geschreven, maar tot nu toe nauwelijks
gepubliceerd in afzonderlijke uitgaven. Gedichten en verhalen moeten daarom
moeizaam bij elkaar gezocht worden uit oude tijdschriften, die ook al
nauwelijks meer te vinden zijn. Er wacht veel onderzoek op dit gebied op
uitvoering.
Curacaose auteurs als Pierre Lauffer en Elis Juliana begonnen in de jaren
zestig voor kinderen te publiceren. Lauffer gaf. Ora solo
baha (1968) en Djogodó, kwenta pa konta mucha (1972)
en andere uit. Elis Juliana publiceerde Dede pikiña
(1964), Verso pa mucha (1978) en Nilo riku
riku (1978, 19862)
In de jaren zeventig begint een stroompje van Papiamentstalige kinderboeken
op gang te komen. Viola Statia geeft in haar ‘Lista di buki pa mucha na
Papiamentu’ zestien titels van 1972 tot 1979, waarvan zeven alleen al in het
laatste jaartal. In de jaren 1980 tot en met 1985 verschijnen er evenwel 54
titels in het Papiamento: negen per jaar gemiddeld. Voor wie dat nog niet
veel vindt, vermeld ik het totaal van Papiamentstalige titels in de jaren
vóór 1970: ook negen! Miep Diekmanns verwijt na 30 mei 1969, maar natuurlijk
de sociale ommekeer en de bewustwording van het eigene die de onlusten van
die datum positief volgden, hebben niet direct, maar na een decennium de
eigen literatuur op gang gebracht. Diana Lebacs Sherry, het
begin van een begin (1971) verkondigde dus echt het moeizame begin:
de in het boek verkondigde idealen vinden pas een decennium later opvolging
in de literaire praktijk!
Van vertaalde boeken naar oorspronkelijk Papiamentstalig werk, van
voorleesboeken naar eigen leesboeken voor het aanvankelijk en voortgezet
leesonderwijs, van prentenboeken voor kleuters naar lesmateriaal voor de
basisscholen, van sprookjes en fabels naar Antilliaanse dieren en vooral
Compa Nanzi, ondanks de nog steeds overheersende positie van het Nederlands
in het onderwijs. De uitgaven ontstonden met minder of meer succes, met
kwaliteiten | |
| |
en tekortkomingen. In de jaren tachtig heeft de
jeugdbibliothecaresse Viola Statia deze uitgaven kritisch begeleid in de Napa - de weekendbijlage van het dagblad Amigoe.
Op 28 mei 1982 schrijft ze naar aanleiding van Piki mi
wiriwiri door Leo Regales onder andere:
‘Piki mi wiriwiri’ bevat zo'n dertigtal gedichten waarvan de inhoud
varieert van eenvoudig luchtige gedichtjes tot serieuze toe, waarin een
tikkeltje moraal verweven zit. En hoewel het boekje er aardig uitziet met
bijpassende illustraties van Wop Sijtsma moet gekonstateerd worden dat het
boordevol fouten zit. Er is ontzettend nonchalant en ondoordacht
omgesprongen met het Papiamento .... Dit is zonder twijfel de perfekte
manier om kinderen de taal op onvolkomen wijze bij te brengen.’
Als het Nederlandse N.B.L.C. ‘Moumouk’ in een mooie uitgave verzorgt, moet
Viola onder de titel ‘Schitterend en doodzonde’ constateren:
‘Niet dat ik pietepeuterig wil zijn, maar ik vind het DOODZONDE dat
er niet meer zorg en aandacht is besteed aan de vertaling, vooral omdat er
zo weinig leuke boeken verschijnen in het Papiamentu en vooral ook omdat een
Nederlandse uitgever de moeite heeft genomen om in haar produktie
belangeloos rekening te houden met anderstaligen. Waarom hebben Antilliaanse
kinderen voor wat betreft boeken in het algemeen zo'n pech?’ (Napa, 19 augustus 1983)
Op 15 juni 1984 wordt May Henriquez Wisiwas Mantekabela; tres
kuenta di Wisiwas Mantekabela besproken. Het betreft hier een
drietal verhalen van verschillende herkomst die de auteur vertaalde en
aanpaste aan de Antilliaanse situatie: Jan Haragan; Koma Tortuga; E wea
enkantá. Viola Statia commentarieert:
‘Ik vind dit boek een heel goed voorbeeld van hoe je in een
derdewereld land voor weinig geld toch een leuk en goedverzorgd kinderboek
kunt produceren.’
Het viertalige veelkleurige prentenboek Shon Poko Poko
wordt om zijn kwaliteiten geprezen:
‘De illustraties zijn voortreffelijk, de kleurschakeringen zijn
bijzonder mooi. Er is veel aandacht besteed aan de lay-out van het boek:
overzichtelijke bladspiegel, groot lettertype. Ook aan de tekst is goede
aandacht besteed: er zijn geen fouten in het Papiamentu en de fonologische
spelling is korrekt gebruikt.’ (Napa 13 januari 1984)
Tot nu toe is het Papiamentstalige werk beperkt gebleven tot kinderboeken
voor zes tot twaalfjarigen; jeugdboeken voor dertien tot zestienjarigen
verschijnen er nog niet in deze taal. Eén van de manieren om het schrijven
en het lezen in het Papiamento te bevorderen is het uitschrijven van
verhalenwedstrijden, die diverse publicaties tot gevolg hebben gehad: Dakue di kuenta (vier delen in 1979), Contami
un storia (1983) e.a., maar het zal duidelijk zijn dat het
publiceren van winnende verhalen zonder een al te rigoureuze editing nog
niet automatisch tot goede kinderliteratuur hoeft te leiden.
Op de Bovenwinden zijn de aktiviteiten vooral rond de kinderboekenweek
geconcentreerd geweest, wat een aantal Engelstalige publicaties heeft
opgeleverd in het laatste decennium.
Een andere vorm om literatuur te propageren kwam vooral in Aruba tot leven in
het jaarlijks gehouden Festival di Teatro Juvenil (1979 en daarna), voor
welke opvoeringen vooral eigen stukken werden geschreven of in elk geval
vertaald en geadapteerd aan de eigen situatie. Maar omdat deze stukken niet
gepubliceerd werden zijn ze voor bestudering nagenoeg onbereikbaar; ze
behoren zo tot de toneelgeschiedenis, niet tot de levende toneelliteratuur!
Het aantal Papiamentstalige titels | |
| |
heeft dat van de
Nederlandstalige kinderboeken al ruim overschaduwd. In Viola Statia: ‘Lijst
van Nederlandstalige Antilliaanse kinderen jeugdboeken’ (december 1985)
komen ruim zestig Nederlandstalige kinderboeken van en over de Antillen
voor. Als we daar de ongeveer 25 niet-Antilliaanse (zie par. 2) aftrekken,
houden we er ongeveer 35 over, waarvan Hanny Lim (17 titels) en Roel
Jungslager (13 titels) met hun beiden het leeuwendeel voor hun rekening
nemen. Hanny Lim die al een levenlang op Curacao woont, publiceerde haar
Tardi-serie in de tweede helft van de jaren zestig; eigenlijk is alleen Roel
Jungslager momenteel actief, maar hij schrijft zijn kinderboeken niet alleen
in het Nederlands - hij hanteert die taal soms ook voor schooluitgaven.
Rest de conclusie dat de laatste jaren het Nederlandstalige kinderboek op de
Antillen bijna niet meer geproduceerd wordt. De Curacaose Sonia Garmers en
Diana Lebacs schrijven soms voor kinderen in het Nederlands voor een eigen
en een Nederlands publiek; Josette Daal doet hetzelfde voor Aruba. Maar ze
worden uitzonderingen in de stroom van Papiamentstalige titels. Wel is het
zo dat de tweetalig opgezette uitgeverij Charuba als dochter van Leopold de
komende jaren een aantal Nederlandstalige kinderboeken zal produceren. Tot
nu toe heeft deze Arubaanse dochter voor kinderen alleen nog maar vertaald
werk uitgegeven: Nildo y e luna en Jossy ta
bira Indjan, die in het oorspronkelijke Nederlands allebei door
Miep Diekmann geschreven werden in de serie Cu luz na man.
Angela Matthews: De witte pest
Op achtjarige leeftijd gaat Thalma alleen van Aruba naar Nederland, om bij
haar vader te gaan wonen, haar stiefmoeder en een broer van achttien en een
zus van 21 jaar, in Rotterdam. Ze wordt daar verwend, maar heeft moeite zich
aan te passen en verlangt terug naar haar moeder op Aruba. Vader doet
sexuele spelletjes met haar; daarom gaat Thalma naar een pleegtehuis (na een
half jaar).
Vandaar gaat het van het ene naar het andere tehuis: Nijmegen, Mook,
Leiden... Thalma wordt steeds onhandelbaarder. Daarna komt Thalma als derde
pleegkind bij de familie Broers (met Miep en de Surinaamse Carmen). Daar is
ze materieel rijk, maar ze komt er emotioneel veel te kort.
Dan gaat ze naar Berkenhoven (het begin van het boek) waar ze een echte
vriendin krijgt in de persoon van Viooltje (lesbische relatie). ‘In het
weekend gingen ze vaak naar een jongerencafé en rookten met de anderen een
sticky. Soms bleven ze er de hele dag rondhangen. 's Avonds dansen in de
undergroundkelders. Te gek goed!’ (p.36)
Thalma doet een poging tot zelfmoord, maar ze neemt per ongeluk alleen
peppillen in. Ze loopt weg uit het tehuis en gaat in een commune leven. Via
het J.A.C. word ze ingeschreven bij het arbeidsbureau. Ze ontmoet Mohammed
die uit Tanger gevlucht is om politieke redenen, en gaat met hem naar bed.
Hij ontmaagt haar; ze wordt zijn vaste vriendin maar hij verlaat haar voor
een Duits meisje om zo misschien een verblijfsvergunning te krijgen.
‘Haar hoofd barstte bijna van de tranen. Diep uit haar hart schreeuwde ze
haar verdriet over straat. Allemaal lieten ze haar in de steek. Viooltje, die
nog steeds in het tehuis zat. Jeanne, die zich zowat dood spoot. En nu
Mohammed, die met een ander ging trouwen om papieren. Ze had niemand meer,
die om haar gaf. Ze wou dood, hier en nu. Ze gilde als een razende aan één
stuk door.’ (p.54)
Via J.A.C.-er Rob krijgt Thalma nu een plaats in De Sluis waar jonge mensen
van 18 tot 25 jaar wonen, en waar therapieprogramma's worden aangeboden.
Thalma krijgt werk bij een platenzaak; tenslotte krijgt ze weer een kamer in
de Bijlmer. In het Caribisch Centrum krijgt ze zelfs geen contact met haar
eigen mensen; die vinden haar vernederlandst. ‘Altijd was al ontkend: door
haar vader als dochter; door haar pleegouders | |
| |
als
statussymbool; door haar volk als negerin.’
Ze komt in de Amstelland-kliniek waar ze tijdens de dramatische therapie de
scène maakt die op het kaft staat afgebeeld. Ze gaat stiekem weg en weet nu:
‘Wat ze hier moest leren, kon ze ook erbuiten: eenzaamheid accepteren.
Eenzaam zijn betekende jezelf zijn. Al haar zoeken had haar naar haarzelf
geleid.’ (p.80).
Via Contacto Antilliano krijgt ze nu vrienden. Ze woont bij ‘landgenoten’ die
muziek studeren en krijgt werk als typiste via een uitzendbureau. 's Avonds
werkt ze in een bar van een discotheek. Ze wil sparen voor een ticket naar
Aruba.
Ze zingt in de band van haar huisgenoten Marc en Marill. Marc wil een
driehoeksverhouding beginnen; gedrieën zingen ze en daarna zingt Thalma
solo: ‘In extase danste ze, een nieuwe wereld in... van liefde, harmonie,
van één familie met elkaar. Weg van de angst. Power... Soul Power. Hún
magie, háár magie. Al haar emoties, fantasie en intuïtie legde ze in haar
zingen. Ze had in een wereld geleegd, die besmet was door de Witte Pest -
levensangst, pessimisme... Hier in de zaal, creërden ze samen een nieuwe
werkelijkheid, zonder problemen van sex, kleur en identiteit.’(p.88)
Voortaan zal ze ‘proud, black en beautiful’ Andrea Salkey heten, ze is
zangeres!
| |
5. Arubaanse en Nederlands-Antilliaanse jeugdliteratuur
Wat de jeugdboeken betreft zijn er nu al meer boeken van Antilliaanse auteurs
dan van niet-Antillianen over de Antillen.
Voor de jeugd is de op Curacao geboren Siny van Iterson met haar In de ban van de Duivelsklip (1954) en Schaduw over
Chocamata (1954) de eerste geweest.
Diana Lebacs heeft met haar Sherry, het begin van een begin
(1971) het eerste Antilliaanse jeugdboek - door een Antilliaanse auteur over
Antilliaanse thematiek - gepubliceerd.
‘Wij moeten schrijvers en schrijfsters van eigen bodem hebben. Wil
je vrij en onafhankelijk zijn dan moet je zelf Antilliaanse literatuur gaan
voortbrengen en je niet meer tevreden stellen met literatuur uit het
buitenland.’ (Diana Lebacs in Amigoe 27 november
1971)
Met de vierdelige Nancho-serie van 1975-1982 bewees ze een produktief auteur
te zijn. In 1983 maakte ze met Suikerriet Rosy haar halve
dozijn vol, terwijl in 1986 nog Het witte licht verscheen.
Diana Lebacs wisselt haar jeugdboeken voor een Nederlands publiek bewust af
met haar Papiamentstalige kinderboeken, waarvan ze er tot nu toe een vijftal
publiceerde, en Nederlandstalige kinderboeken voor het basisonderwijs,
waaraan ze sinds kort is begonnen te werken: De
toembakoning; De spokenband.
In 1976 publiceerde Sonia Garmers haar eerste Nederlandstalige werk Lieve koningin, hierbij stuur ik u mijn dochter. Daarna
schreef ze de jeugdboeken Orkaan (1977) en Orkaan en Mayra (1980); de verhalenbundel voor kinderen Ieder diertje zijn pleziertje (1983) en de jeugdroman Wonen in een glimlach (1985), waarmee ze van haar
Papiamentstalige werk van twintig jaar eerder afstapte uit teleurstelling
over de geringe belangstelling die er toen voor bestond, het moeizame in
eigen beheer publiceren en de financiële consequenties daarvan.
Een eenzame stem klonk in 1978 in Nederland op, toen de op Aruba geboren
Angela Matthews (ps. voor Velma Salomons) haar De witte
pest publiceerde. Dit moet wel als het eerste Arubaanse jeugdboek
betiteld worden! Maar de uitwerking van haar thematiek liet veel te wensen
over. Ze kon de discriminatie, de levensangst die ze in Nederland voelde,
niet in een literair aanvaardbare vorm presenteren. Vooral het plotselinge
slot waarin alle problemen als bij toverslag opgelost zijn, was zwak.
Omdat ik er verder geen aparte studie meer aan wijd, geef ik | |
| |
hier ter adstructie van mijn oordeel twee kritieken weer. Jos de Roo schreef
onder de titel ‘Onintelligent zelfbeklag’ onder andere:
‘Het boekje is in een vlot stijltje geschreven. Maar wie de moeite
doet tot zich te laten doordringen wat er staat, zal merken dat het
onintelligent geschreven is. Herhaaldelijk komen fouten voor....Wie zo
onintelligent schrijft moet niet tegen alles en iedereen de beschuldigende
vinger opheffen. Nu is het een en al zelfbeklag, met een uit de lucht
gevallen zangeres op de koop toe’ (Amigoe 5 augustus
1978)
Een een leerling van V.W.O.-4 oordeelde:
‘De witte pest, het tot nu toe enigste boek van
Angela Matthews, is er één zoals er de laatste jaren dertien in een dozijn
van te krijgen zijn. Een zogenaamd realistisch boek waarin de harde
werkelijkheid staat waarmee de tegenwoordige jeugd te maken heeft. Ik
vind 't boek nogal “over-realistisch” met een onrealistisch einde. De
problemen waar Thalma mee te kampen heeft zijn nogal overdreven. Het boek is
niet bepaald eentje dat ik nog een keer zou willen lezen. En een tiener die
's middags vermoeid uit de bus stapt als hij van school komt en die genoeg
problemen aan zijn hoofd heeft zou ik afraden om dit boek voor zijn plezier
te lezen.’ (Roland Peterson - Colegio Arubano)
De laatste jaren zijn er aanwijzingen voor een beginnende Arubaanse literaire
activiteit op het terrein van de jeugdliteratuur. Het samenwerkingsverband
dat de in 1984 gestichte uitgeverij Charuba is aangegaan met het Nederlandse
Leopold maakte voor het eerst een stroom los van Arubaanse jeugdliteratuur.
En dit net op het moment dat de Antilliaanse auteurs Sonia Garmers en Diana
Lebacs op Curacao geen opvolgers lijken te hebben of krijgen.
Het tweetalige karakter met vertalingen over en weer tussen Nederlands en
Papiamento lijkt economisch en taalpolitiek gezien een goede oplossing voor
de huidige Januskop-achtige situatie waarin het onderwijs verkeert met zijn
heen en weer geslingerd zijn tussen Nederlandstalige realiteit van het
moment en Papiamentstalig ideaal dat nog toekomstmuziek is. Een uniek
vertaalcollectief van de Arubaanse Pedagogische Akademie onder leiding van
docente Joyce Pereira heeft al een drietal vertalingen opgeleverd.
In 1984 verscheen het jeugdboek Mosa's eiland van Desiree
Correa, die meer werk in voorbereiding heeft. Josette Daal publiceerde in
1985 haar Warwind over de hoogste klas van de lagere
school; ook zij is bezig met een tweede boek.
Om met de Encyclopedie van de Nederlandse Antillen te
besluiten:
‘In de loop van de zeventiger jaren is ook een aantal Antilliaanse
auteurs naar voren gekomen, zodat het bezwaar van het eerdere werk in het
Nederlands enigszins verholpen kon worden.’
Wij zullen nog zien hoe dit echt-Antilliaanse karakter in Nederland - met
name bij het N.B.L.C. - niet onderkend wordt en tot onbegrijpelijke
aankoop-adviezen leidt: echt wederzijds begrip is een moeilijk leerproces!
| |
| |
Roel Jungslager (Leo Regals) in Dakue di kuenta (1979) en
Kruimels (1982)
| |
| |
| |
6. Lijst van kinderboeken
Contami un storia (Beatrix Boekenfonds, Aruba
1983) Recensie: Viola Statia in Napa van 9 maart
1984 |
Daal, Josette: Warwind (Leopold/Charuba, Den Haag/Oranjestad,
1985) Recensie: Wim Rutgers in Napa van 9 maart
1984 en 18 oktober 1985; Jos de Roo in Amigoe van
2 december 1985; Joyce Pereira in Skol y
Komunidat aña 17, no.3 (1986) |
Dakue di kuenta (vier delen) (Union di muhé Antiano,
Curacao, 1979) |
Un dia kontentu, un dia tristu (Sekshon di Kultura,
Curacao 1983) |
Diwan, Maria: Solo ta sali pa bo tambe (1982)
Recensie: Viola Statia in Napa van 6 augustus 1982 |
Droog, Jan: Biba Nanzi, deel I (De Wit, Aruba, z.j.) |
Ecury, Nydia: Dos kuenta ku prènchi pa klùr (1981) |
Garmers, Sonia: Conta cuenta (1957) |
Garmers, Sonia: Cuentanan pa mucha; no. 2 (1956) |
Garmers, Sonia: Un macutu yen di cuenta (Van Dorp,
Aruba, 1960) |
Garmers, Sonia: Tan tan Nini ta conta (1955) |
Geerdink-Jesurun Pinto, Nilda: Cuentanan di Nanzi (1952, 19652) |
Henriquez, May: Tres kuenta di wisiwas mantekabela
(1984) Recensie: Viola Statia in Napa van 15 juni
1984 |
Henriquez, May: Yaya ta konta (1981) Recensie:
Viola Statia in Napa van 10 april 1981 |
Imagine (Sint-Maarten, 1981) |
Juliana, Elis: Dede Pikiña (1964) |
Juliana, Elis: Nildo riku-riku (1978, 19862) Recensie: Enrique Muller in Amigoe van 2
juni 1978 |
Juliana, Elis: E martin di Kilin (1986) |
Juliana, Elis: Verso pa mucha (1978) |
Jungslager, Roel: De avonturen van Henco (1976)
Recensie: Hans Vaders in Beurs- en Nieuwsberichten van
15 mei 1979; Wim Rutgers in Amigoe van 27 juni
1979 |
Jungslager, Roel: Het gidsje van Haiti (1979)
Recensie: Selly in Beurs- en Nieuwsberichten van 19
december 1979; Wim Rutgers in Amigoe van 22
februari 1980 |
Kinderen over dieren (Stinapa, Curacao, 1975) |
King of the sand (Sint-Maarten, 1977) |
Kleinmoedig-Eustatia, Adriana: Mi koto di kuenta
(1982, drie delen) |
| |
| |
Kleinmoedig-Eustatia, Adriana: Petra k'e palu di
pasku (1982) |
Kompa Nanzi di: ban drecha Kòrsou (Sekshon di
Kultura, Curacao, 1982) |
Kòrsou limpi, Kòrsou dushi (Sekshon di Kultura,
Curacao, 1981) |
Kuenta di Nanzi (I.P.E.P., Curacao, 1983)
Recensie: Viola Statia in Napa van 18 maart 1983 |
Lauffer, Pierre: Djogodo (1972) |
Lauffer, Pierre: Mangasina (St. Augustinus, Curacao,
1974) |
Lauffer, Pierre: Mangusa (St. Augustinus, Curacao,
1975) |
Lauffer, Pierre: Mi buki di bestia (Fundashon Pierre
Lauffer, Curacao, 1981) Recensie: Viola Statia in Amigoe van 12 februari 1982 |
Lauffer, Pierre: Ora solo baha (Librería Salas,
Curacao, 1968) |
Lauffer, Pierre: Un dia tabatin (Librería Salas,
Curacao, 1975) |
Lauffer, Pierre: Un skèr ta bai keiru (Fundashon
Pierre Lauffer, Curacao, 1983) |
Lauffer, Pierre: Un wea chikí (Fundashon Pierre
Lauffer, Curacao, 1984) |
Lebacs, Diana: Buchi Wan pia fini (1974) |
Lebacs, Diana: Chininé kome lubidá (1976)
Recensie: Enrique Muller in Amigoe van 29 november
1976 |
Lebacs, Diana: Kas ta kas (1985) |
Lebacs, Diana: Kenken pia di wesu (1977)
Recensie: Enrique Muller in Amigoe van 31 december
1977 |
Lebacs, Diana: Kompa datu ta konta (1975, 19832) Recensie: Enrique Muller in Amigoe van 18 september 1976 |
Lebacs, Diana: Sabio, Nacho i Bueno (1980)
Recensie: Selly in Beurs- en Nieuwsberichten van 19
december 1979 |
Lebacs, Diana: Yòmi - Yòmi (1981) Recensie:
Viola Statia in Amigoe van 12 februari 1982 |
Lebacs, Diana: De spokenband (Zwijsen, Tilburg,
1985) Recensie: Wim Rutgers in Napa van 30 mei
1986 |
Lebacs, Diana: De toembakoning (Omniboek, Den Haag,
1985) Recensie: Wim Rutgers in Napa van 30 mei
1986 |
Lim, Hanny: Jenny, de bijzondere kat (St.
Augustinus, Curacao, z.j.) Recensie in Beurs- en
Nieuwsberichten van 7 juni 1978; Enrique Muller in Amigoe van 31 oktober 1978 |
Lim, Hanny: Juana, de yuwana (St. Augustinus,
Curacao, s.j.) |
Lim, Hanny: Koko, de barika heel (St. Augustinus,
Curacao, z.j.) Recensie in Beurs en
Nieuwsberichten van 7 juni 1978; Enrique Muller in Amigoe van 31
oktober 1978 |
| |
| |
Lim, Hanny: Konènchi, het konijn (St. Augustinus, Curacao, z.j.)
Recensie in Beurs- en Nieuwsberichten van 7 juni 1978;
Enrique Muller in Amigoe van 31 oktober 1978 |
Lim, Hanny: Marco Landa (z.j.) |
Lim, Hanny: Mek de kabriet (St. Augustinus, Curacao, z.j.) |
Lim, Hanny: Mordy de morokoi (St. Augustinus,
Curacao, z.j.) Recensie in Beurs- en
Nieuwsberichten van 7 juni 1978; Enrique Muller in Amigoe van 31 oktober 1973 |
Lim, Hanny: De orkaan (St. Augustinus, Curacao,
z.j.) Recensie: Viola Statia in Napa van 28
november 1980 |
Lim, Hanny: Tardi na Aruba (De Wit, Aruba, z.j.) |
Lim, Hanny: Tardi na Bonèiru (St. Augustinus,
Curacao, z.j.) |
Lim, Hanny: Tardi in het Caraïbisch gebied (De Wit,
Aruba, z.j.) |
Lim, Hanny: Tardi na Isla Riba (De Wit, Aruba, z.j.) |
Lim, Hanny: Tardi in Holland (De Wit, Aruba, z.j.) |
Lim, Hanny: Tardi op stap met het Roode Kruis (De
Wit, Aruba, z.j) |
Lim, Hanny: Twinkypink (St. Augustinus, Curacao,
z.j.) Recensie: Viola Statia in Napa van 28
november 1980 |
Lim, Hanny: Vrumi, de vruminga loko (St. Augustinus,
Curacao z.j.) Recensie in Beurs- en
Nieuwsberichten van 7 juni 1978; Enrique Muller in Amigoe van 31 oktober 1978 |
Lim, Hanny: De wijze wil van Paradijs (St.
Augustinus, Curacao, z.j.) Recensie: Enrique Muller in Amigoe van 7 februari 1977 |
Muller, Enrique: Sin ni sikiera un welensali (1979) |
Nature, I love you (Sint-Maarten, 1980) |
Regals, Leo: De bok (1983) |
Regals, Leo: Dieren - Bestia (1982) |
Regals, Leo: E fli chikí (1980) Recensie: Viola
Statia in Napa van 27 juni 1980 |
Regals, Leo: Henco, de grote schoonmaak (1981)
Recensie: Viola Statia in Napa van 14 mei 1982 |
Regals, Leo: Henco in de natuur (1981) |
Regals, Leo: Henco ruimt op (z.j.) |
Regals, Leo: E kas pisá di Shon Poko Poko
(1983) Recensie: Viola Statia in Napa van 13
januari 1984 |
| |
| |
Regals, Leo: Koko ta un pal'i gai (1980)
Recensie: Viola Statia in Napa van 27 juni 1980 |
Regals, Leo: Kruimels (1981) |
Regals, Leo: De maan en de ster - Luna i strea
(1984) |
Regals, Leo: Mi kurá di bestia (1983) |
Regals, Leo: Mijn tuin (1983) |
Regals, Leo: Op Bonaire en Aruba (1981) |
Regals, Leo: Op het dak (1983) |
Regals, Leo: Piki mi wiri-wiri (1982) Recensie:
Viola Statia in Napa van 28 mei 1982 |
Regals, Leo: Speur de waakhond (1982) Recensie:
Viola Statia in Napa van 5 oktober 1982 |
Regals, Leo: De tamarindeboom van Henco (1981) |
Regals, Leo: Het zware huis van Meneer Langzaam
(1983) |
Rosario, Guillermo: Alfabèt di ambiente (Sekshon di
Kultura, Curacao, 1981) |
Rosario, Guillermo: E shimis di Anita (z.j.) |
Rosenstand, Ernesto: Kuentanan Rubiano (1961)
Recensie: H. Arends in Nieuwe West Indische Gids, jrg.
42 (1962), p. 59 |
Rosenstand, Ernesto: Kuentanan pa un i tur (± 1965) |
Sprang-Nijssen, Etlyn van: Kabouter di Aruba (1985) |
Sprang-Nijssen, Etlyn van: Kabouter di Kòrsou (1985) |
Sprang-Nijssen, Willy van: Bennie en Liesje (1982) |
Sprang-Nijssen, Willy van: Kompa Nanzi voor kinderen (1983)
Recensie: Viola Statia in Napa van 18 november 1983 |
Sprang-Nijssen, Willy van: Sprookjes van Aruba
(z.j.) |
Sprang-Nijssen, Willy van: Sprookjes van Bonaire
(z.j.) |
Sprang-Nijssen, Willy van: Sprookjes van Curacao
(1982) |
Stima nos bestianan i nos naturalesa
|
Thodé, Ana: Flor di hubentud (Centro Cultural
Boneiru, Bonaire 1979) |
Yerba Seku: Fruta i berdura fresku (Edukaprint,
Curacao, 1985) |
Zefrin, Ruth: Gusta (1985) |
Zefrin, Ruth: Hasi (1985) |
| |
| |
Zefrin, Ruth: Hunga (1982) Recensie: Viola
Statia in Napa van 29 april 1982 |
Zefrin, Ruth: Kanta (1985) |
Zefrin, Ruth: Mira (1985) |
Zefrin, Ruth: Punpulunchi (1984) |
Zefrin, Ruth: Tende (1985) |
N.B. Tenzij anders vermeld, zijn alle uitgaven in eigen beheer op Curacao
gepubliceerd.
| |
| |
| |
7. Lijst van jeugdliteratuur
Correa, Desiree: Mosa's eiland (1984) Recensie:
Wim Rutgers in Napa van 9 maart 1984 en 18 mei 1984;
Joyce Pereira in Skol y Komunidat aña 16, no. 4 (1985) |
Daal, Josette: Warwind (1985) Recensie: Wim
Rutgers in Napa van 18 oktober 1985; Jos de Roo in Amigoe van 2 december 1985; Joyce Pereira in Skol y Komunidat aña 17, no. 3 (1986) |
Garmers, Sonia: Ieder diertje zijn pleziertje
(1983) Recensie: Viola Statia in Napa van 19
augustus 1983 |
Garmers, Sonia: Orkaan (1977) Recensie: Walter
Palm in Amigoe van 21 september 1979 |
Garmers, Sonia: Orkaan en Mayra (1980)
Recensie: Wim Rutgers in Napa van 28 november 1980 |
Garmers, Sonia: Wonen in een glimlach (1985)
Recensie: Pablo Walter in Napa van 2 februari 1985;
Wim Rutgers in Skol y Komunidat aña 16, no. 7 (1985) |
Iterson, Siny van: Schaduw over Chocamata
(1954) Recensie: A.C.M. in West-Indische Gids
jrg. 35, 1955, p. 177 |
Iterson, Siny van: In de ban van de Duivelsklip
(1954) Recensie: J.F.K. in West-Indische Gids
jrg. 35, 1955, p. 230/231 |
Kelly, Frances: Wi-ki-ki-ri-ki-ki (1986)
Recensie: Wim Rutgers in Napa van 24 januari 1987 |
Lebacs, Diana: Nancho van Bonaire (1975)
Recensie: Kees Smit in Amigoe van 1 februari 1975 |
Lebacs, Diana: Nancho matroos (1977) Recensie:
Jos de Roo in Amigoe van 17 oktober 1977 |
Lebacs, Diana: Nancho niemand (1979) Recensie:
Henna Nijbroek in Tempu van 28 januari 1980; Wim Rutgers in Napa van 7 maart 1980 |
Lebacs, Diana: Nancho kapitein (1982) Recensie:
Wim Rutgers in Napa van 23 juli 1982 |
Lebacs, Diana: Sherry (1971, 19852) Recensie in Amigoe van 27 november 1971;
Beurs- en Nieuwsberichten van 11 februari 1972;
Wim Rutgers in Napa van 24 januari 1986 |
Lebacs, Diana: Suikerriet Rosy (1983) Recensie:
Viola Statia in Napa van 13 januari 1984 |
Matthews, Angela: De witte pest (1978)
Recensie: Jos de Roo in Amigoe van 5 augustus 1978 |
Piternella, Richard: Niet huilen bij de zee
Interview: Wim Rutgers in Amigoe van 27 februari 1988 |
N.B. Alle Antilliaanse jeugdboeken zijn bij Leopold gepubliceerd.
|
|