| |
| |
| |
35 Schrijven is zilver, spreken is goud
Een literair werk heeft promotie nodig. Zeker bij een geringe leestraditie, waarover nog weleens geklaagd werd, moet een boek aan de vrouw en aan de man gebracht worden, wil het enige aftrek vinden. Allerlei particuliere organisaties en de overheid hebben de laatste decennia geprobeerd om het lezen te bevorderen door middel van een waaier van activiteiten. Met de vindingrijkheid van de culturele koopman werden auteurs en critici uitgenodigd om lezingen te verzorgen, en werden er symposia en festivals aan het boek gewijd. Naast deze aurale vormen, waarbij vooral de radio en in minder mate culturele televisie-programma's een rol speelden, waren er op het gedrukte woord gerichte activiteiten zoals de boekenweek, de boekenmarkt en het uitreiken van prijzen. Meer indirecte leespromotiemiddelen waren het onthullen van bustes en standbeelden van bekende auteurs, het uitgeven van speciale postzegels, of de verfilming van een roman.
| |
Boekpresentaties
Tot de meest populaire promotie-vormen behoorde het aanbieden van een nieuw boek aan de Gouverneur, de minister en de gedeputeerde van Onderwijs en Cultuur. Zo'n presentexemplaar leverde steevast een mooie foto met onderschrift in de plaatselijke pers, enige aandacht van de radio en soms zelfs vermelding in het dagelijkse nieuwsbulletin van de televisie op.
Nieuwe boeken werden veelal ‘gedoopt’ alsof het kinderen van de auteur waren. Zo'n ‘bautismo’ is een menging van creatieve, distributieve en literair-kritische aspecten, veelal tegen het decor van een oud landhuis waar de plechtigheid bij voorkeur op de zondagochtend plaatsvindt. Mogen enkele voorbeelden hier als representatieve illustratie dienen.
Nydia Ecury liet haar Bos di sanger op 13 februari 1976 in Landhuis Bloemhof dopen, in aanwezigheid van een groot aantal genodigden. Alle kenmerken van de plechtige kerkelijke kinderdoop werden gevolgd. Rondom de eigenlijke plechtigheid werd er uitgebreid uit het nieuwe werk voorgedragen, werd de biografie van de dichteres belicht, werd de inhoud van de bundel besproken, en hoorden de aanwezigen over de functie van literatuur in de Curaçaose
| |
| |
maatschappij. Het zal duidelijk zijn dat tijdens zo'n bijeenkomst meer vleiende dan kritische woorden zullen klinken. Het belang moet dan ook meer in de plaatsing van de auteur en de officiële bekendmaking van de nieuwe bundel gezocht worden, dan in een kritische begeleiding. Soms wordt na afloop de door de auteur zelf gefinancierde nieuwe bundel aan de aanwezigen cadeau gedaan, meestal ligt hij ter plaatse voor de eerste verkoop - al of niet met korting op de winkelprijs.
Op Aruba vinden de boekpresentaties in Cas di Cultura of in de Biblioteca Nacional Aruba plaats. Zo bracht Philomena Wong haar bundel Na caminda pa independencia met een mixture van poëzievoordracht door haarzelf, speciaal voor de gelegenheid gecomponeerde muziek door Eddy Bennett, en mime-uitbeelding door studenten van de Arubaanse Pedagogische Akademie onder leiding van de dramaturge Burny Every. De meer dan honderd uitgenodigde aanwezigen zorgden voor een substantiële eerste afname van de bundel. Radio Kelkboom nam de presentatie integraal op en zond die uit. Zo worden de letteren auraal verbreid.
Op 30 augustus 1986 bood Lasana M. Sekou zijn vijfde dichtbundel Born here aan het Sint-Maartense publiek aan. Cultuur-minister Linda Badejo-Richardson zei bij die gelegenheid, volgens het Amigoe-verslag: ‘Er bestaat geen twijfel over de rol van de cultuur in “nation building” die in Lasana's boek de nodige aandacht krijgt. Er is van geen volk bekend een ontwikkelingspeil van enige betekenis te hebben bereikt, terwijl het zijn cultuur negeert. Zo is ook een werkelijke emancipatie alleen maar mogelijk tezamen met een werkelijke culturele beschrijving. En die ontwikkeling, die emancipatie en die bevrijding moet hier geboren worden, zoals Born here.’ Ter bestrijding van de door de auteur gemaakte onkosten bood ze vervolgens namens de regering een enveloppe met inhoud aan. De bijeenkomst werd besloten met voordracht, zang en een inleiding tot de literatuurgeschiedenis van de Bovenwindse eilanden door dichter Wycliffe Smith. Na de pauze verkocht en signeerde de auteur zijn werk, waarna hij fragmenten voordroeg.
Naast de karakterisering van auteur en werk bieden deze presentatie-bijeenkomsten natuurlijk de mogelijkheid om collega's te ontmoeten, en de lezer kan een in het wild lopende auteur even aanschieten. Voor de in eigen beheer publicerende auteur is de bijeenkomst natuurlijk bij uitstek een goede verkoopgelegenheid. De overheid op haar beurt kan tonen aandacht voor cultuur te hebben. Uit de voorbeelden blijkt dat dergelijke activiteiten een traditie van
| |
| |
alle eilanden zijn en eerder dichtwerk dan andere genres betreffen. Een opmerkelijke eigenaardigheid spreekt er nog wel uit dit soort doopfestijnen. De doop is een metafoor voor het ontstaan van literatuur. Het verschijnen van de dichtbundel wordt immers impliciet vergeleken met de geboorte van een kind, dat door gedoopt te worden in de gemeenschap wordt opgenomen. Over een eventuele vader wordt nooit gerept. De dichter is geen vroedvrouw, maar ‘baart’ de bundel, kennelijk na door een inspiratieve geest bezwangerd te zijn.
| |
‘Lingua Franca’ en de auratuur
De ‘levende voordracht’ begeleidde de ‘dode letter’ op velerlei wijze. In oktober 1988 werd de vertelgroep ‘Lingua Franca’ opgericht, met het doel ‘de orale vertelkunst weer te doen herleven op Curaçao’. Uit de tot nu toe door de groep ontwikkelde activiteiten valt af te lezen dat ze zich meer bezighoudt met de aurale presentatie van bestaand geschreven en veelal ook gepubliceerd werk dan met de oratuur in eigenlijke zin. De groep vertaalde in het Papiamento, adapteerde en bracht eigentijdse varianten in vertellingen aan. Ze vertolkte en presenteerde dus, de produktie van oorspronkelijke oratuur was tot nu toe nog niet een belangrijke activiteit. De aandacht was gericht op de auratuur in multicultureel perspectief. Als vorm koos ze een toneelmatige presentatie, vanaf een podium voor een stil luisterend schouwburgpubliek. Naast het taal- en voordrachtsdoel dient de groep een ideëel doel.
| |
De radio als distributeur van moderne oratuur en auratuur
De radio is op alle eilanden een commercieel communicatiemiddel van particuliere eigenaars. De literaire inbreng van het moderne en serieuze radiostation dat meer wil zijn dan louter juke box, is veelzijdig. Allereerst speelt ze een rol inzake de produktie van specifieke vormen als het hoorspel, en andere poëtische en prozasche creatieve bijdragen die al dan niet door de auteur zelf werden voorgedragen. Vervolgens worden er interviews met auteurs en anderen uitgezonden, wordt de activiteiten-agenda bijgehouden, wordt nieuw werk aangekondigd en kritisch besproken en worden er onderwerpen uit de literatuurgeschiedenis behandeld. Enkele programmamakers hebben
| |
| |
op deze veelzijdige wijze jarenlang een eigen programma verzorgd, en nemen als zodanig een centrale plaats in de ontwikkeling in.
Sinds 1971 verzorgde Eddie Pieters Heyliger elke zondagochtend voor Radio Caribe zijn cultureel radio-programma ‘Echa palabra’. Het dient tot promotie van het Papiamento en om vergeten aspecten van de oratuur onder de aandacht te brengen. Pieters Heyliger becommentarieert activiteiten, hij neemt interviews af en presenteert nieuw creatief werk in de vorm van poëzie, proza en radio novelas. Het was hem er vanaf het begin om te doen ‘belangstelling te kweken voor alle uitingsvormen van onze kultuur’ en om luisteraars de mogelijkheid te bieden eventueel eigen werk te presenteren. Volgens Heyliger diende de radio een stimulans en katalysator tot publikatie-mogelijkheid te zijn. Het programma fungeerde echter ook als kritische zeef. Een auteur die in ‘Echa Palabra’ aan bod wilde komen, moest meer werk hebben geschreven, hij moest hebben getoond dat hij werkelijk bezig was, omdat ‘iedereen weleens een gedicht geschreven heeft.’
De populariteit van het medium valt af te meten aan de namen die zich met de radio en literatuur hebben beziggehouden. Sedert 1977 verzorgde voordrachtskunstenaar Stanley Cras de programma's ‘Papiando di literatura’, ‘By the way’, ‘Ilushon di mainta’, ‘Desayuno k'un poesia’, ‘Imagen literario’ en ‘Inyekshon’. Elis Juliana bracht ‘Ompi Elis’ op de Curom-zender op zaterdagochtend, met verhalen en declamatie ‘om kinderen te helpen opvoeden’; vervolgens ‘Ban bèk’ met interviews over vroeger en verhalen uit de oral history. Lucile Haseth bracht in het begin van de jaren tachtig op Radio Hoyer I ‘Esaki ta mi tera’, waarbij het voorlezen van een Papiamentstalig verhaal of gedichten een vast onderdeel vormde. Vanaf 1986 bracht Radio Hoyer I ‘Un gota literario’ waarin Nydia Ecury Antilliaanse gedichten voordroeg. Verder was er nog ‘Korsow di antaño’ van Grace Daal-Pijper met gedichten en vertellingen van vroeger.
Werd de stof voor de meeste programma's aan de literatuur ontleend, de presentatie was meestentijds puur oraal, want live en geïmproviseerd zonder dat er ook maar een letter van op papier verscheen. Op deze wijze vond de belangrijkste meningsvorming omtrent waarde en onwaarde van Antilliaanse literair werk plaats. De radio nam als distributieorgaan van de kritische reflectie op de woordkunst in de eigen taal een veel centraler rol in dan de geschreven pers. Dat was vooral op Curaçao het geval. Op Aruba was Radio Kelkboom steeds het station dat het meeste cultuur in zijn programma's stopte, de meeste van de andere zenders besteedden er geen enkele aandacht aan.
| |
| |
In tegenstelling tot de radio waren er op geen van de eilanden ooit veel tv-programma's omtrent literatuur. Wel vallen hier diverse toneelstukken natuurlijk te vermelden die voor de televisie bewerkt of specifiek geschreven werden.
| |
De boekhandel en het gedrukte woord
In het verleden trad de boekhandel nogal eens als uitgever van nieuw literair werk op, maar dat werd de laatste decennia minder. De boekhandel werd een zelfstandige bedrijfstak zonder aan een krant of drukkerij verbonden te zijn. Dientengevolge trok ze zich terug op haar eigenlijke functie, die van het distribueren van boeken. Specifiek literaire boekhandels kennen de Nederlandse Antillen en Aruba niet; daar zou geen droog brood mee te verdienen zijn. De eilanden kennen alleen de algemene boekhandel, die meer lectuur dan literatuur slijt, die de boekhouding sluitend moet zien te krijgen met het verkopen van schoolboeken, kranten, populaire weekbladen en enkele buitenlandse kranten. De papierwinkel wordt vervolgens meestal aangevuld met kantoor- en schoolbenodigdheden, maar ook met grammofoonplaten en cd's, met speelgoed en snuisterijen voor souvenirjagende toeristen. Het grootste eiland Curaçao is dan nog het beste af met relatief goed voorziene zaken.
Van de boekverkoop nemen ontspanningslectuur, reis- en eilandgidsen en Antilliaanse fotoboeken die als souvernir kunnen dienen dan nog weer de grootste plaats in. Wat de literatuur betreft hebben de grotere boekhandels over het algemeen veel Amerikaanse pockets, de meest gangbare Nederlandse literatuur, een kleine voorraad Engelse literatuur en een heel klein beetje Spaans. Johan Hartog en Th.H. Oltheten schreven over de jaren zeventig dat het grootste deel van verkoop en import in het Nederlands was, waarna Engels volgde, dan op grote afstand het Spaans terwijl het Papiamento hekkesluiter was. De laatste jaren namen het Engels- en Spaanstalige boek een wat grotere plaats in. Het is moeilijk om cijfers te laten zien, omdat er geen overkoepelende instanties zijn die de daarvoor noodzakelijke statistieken bijhouden.
De relatief kleine boekhandels kampen met grote problemen. Elke zich respecterende boekhandel richtte van oudsher een in het oog vallende afdeling Antilliana/Caribiana in, waarin vooral de werken van eigen eiland aanwezig zijn. Maar omdat de in eigen beheer publicerende auteur vaak eigen afnamekanalen zoekt, zoals de distributie via
| |
| |
collega's, vrienden en kennissen, zet de reguliere boekhandel van dit soort werk minder om.
Zijn de moeilijkheden op het eigen eiland al niet van de lucht, de inter-insulaire boekendistributie was steeds enorm problematisch. Omdat er vaak geen recensies verschijnen van de in eigen beheer in kleine oplage gepubliceerde boeken, zijn de andere eilanden vaak domweg niet op de hoogte van nieuwe publikaties. Zijn de prijzen al relatief hoog door de kleine oplagen, wegens het ontbreken van goede scheepvaartverbindingen moet al het verschenen materiaal worden ingevlogen, wat de prijzen extra opdrijft. Tussen Aruba enerzijds en Bonaire en Curaçao anderzijds spelen de grote spellingverschillen van het Papiamento een storende rol. Wat door in Nederland gepubliceerde Antilliaanse auteurs geschreven werd, doet er per betaalbare zeepost weken of zelfs maanden over eer het op de Antillen zelf aanwezig is. En elke nabestelling duurt weer datzelfde aantal weken of maanden. De lange aanvoerroutes en de geringe afname maken de prijzen hoog. Desondanks is de voorraad buitenlandse boeken steeds veel groter dan de eigen Antilliaanse produktie. Heel wat kopers bestellen enkele keren per jaar rechtstreeks in het buitenland of vragen familie en kennissen de gewenste boeken mee te nemen. Een tweede-handsboekhandel is weleens geprobeerd maar mislukte steeds, elk antiquariaat ontbreekt.
| |
De bibliotheek als centrum van leescultuur
Het bibliotheekwerk is voor de propaganda en de distributie van de Antilliaanse literatuur naar de eigen lezers toe de laatste decennia van centraal belang geworden. Johan Hartog telde in 1977 alle bibliotheken en bibliotheekjes en kwam tot respectabele aantallen. Aruba bezat volgens zijn telling dertien, Bonaire vijf, Curaçao drieentwintig, St. Maarten een, Saba twee en St. Eustatius twee bibliotheken. In 1992 telde Hartog er zelfs 49! Het bibliotheekwezen is over alle eilanden verspreid, al is de outillage niet overal van dezelfde kwaliteit. Curaçao heeft momenteel met zijn nieuwe Biblioteka Publiko en enkele andere gespecialiseerde bibliotheken veruit de beste voorzieningen. Op de Bovenwindse eilanden is de Philipsburg Jubilee Library van Sint-Maarten het best voorzien, maar hebben Saba en Sint-Eustatius (met de technische hulp vanuit Sint-Maarten) eveneens relatief goede bibliotheekfaciliteiten. Bonaire komt er nog steeds bekaaid van af. Aruba heeft in zijn Biblioteca Nacional een uitstekend voor- | |
| |
ziene bibliotheek, terwijl belangrijke documenten in het archief worden bewaard.
Het taalaanbod is op de Benedenwindse eilanden overwegend Nederlands, met daarnaast minder Engels, en nog veel minder Spaans en maar weinig Papiamento. Op de Bovenwinden overweegt het Engels, met het Nederlands als tweede taal op St. Maarten. Op Saba en St. Eustatius werd weinig Nederlands gelezen, maar sinds daar voortgezet onderwijs gegeven wordt, nam het lezen in het Nederlands sterk toe. Dat bewijst hoe nauw lezen in de bibliotheek en onderwijs nog met elkaar verweven zijn. De A.N.V.- en de Sticusa-erfenissen werden de laatste jaren door de professionele opleidingen in Nederland en de nauwe contacten met het Nederlandse bibliotheekwezen door het NBLC overgenomen. Zo zijn de bibliotheken ook in de jaren negentig nog een sterke stimulans voor de verbreiding van het Nederlands op alle eilanden.
Maar als belangrijkste functie van de openbare bibliotheken wordt gezien: ‘de eigen cultuur te bewaren’. Dat elke bibliotheek daar ernst mee maakt bewijzen de overal aanwezige collectievormingen van Arubiana/Antilliana/Caribiana. Die betreffen niet alleen boeken en tijdschriften, maar documentatie in de ruimste zin. Naast de inzage en uitlening van Antilliaanse literatuur beschikken de bibliotheken over uitgebreide verzamelingen knipsels en recensies en overige kritische literatuur. In de Antilliana stelt men zich ook het bijhouden van het ‘grijze circuit’, de moeilijk vindbare rapporten, statistisch materiaal, nota's van openbaar bestuur e.d. van eigen (ei)land tot taak.
Naast de uitleenactiviteiten zijn de bibliotheken heel actief ten behoeve van de promotie van de leescultuur in het algemeen en speciaal die betreffende de Antilliaanse literatuur. Al vanaf de boekenweken uit de jaren vijftig en zestig vroegen de bibliotheken speciale aandacht voor de Antilliaanse literatuur. Ze zijn deze functie blijven vervullen door middel van tentoonstellingen, het organiseren van lezingen, het verlenen van gastvrij onderdak aan activiteiten, het organiseren van een culturele maand of een moderne boekenweek. Zo zijn de bibliotheken echte cultuurcentra.
De grote uitbreiding van het bibliotheekwerk in de jaren tachtig is aan enkele factoren te danken. Zo kregen de eilanden nieuwe gebouwen met vele mogelijkheden als auditorium, activiteitenruimte en een tentoonstellingsruimte, met speciale diensten zoals een mediatheek. Het bibliotheekwerk ontwikkelde zich verder van vrijwilligerswerk naar professionalisme, met medewerkers die buitenlandse bibliotheekopleidingen volgden in Nederland of de VS. De eigen bibliotheekor- | |
| |
ganisatie Apla (Antillean Public Library Association) entameerde een basis- en een vervolgcursus en zorgde op haar vergaderingen voor interne professionalisering. De bibliotheken zijn hecht georganiseerd. Er werd intensief samengewerkt met het NBLC en de regio, terwijl er sprake is van een vrij hoge organisatiegraad. Merkte NBLC-directeur Dick Reumer in 1980 nog op dat de bibliotheken (te) nauw met het Nederlands verbonden waren en zich nog te weinig richtten op de regio, in het decennium daarna zijn die Caraïbische contacten steeds nauwer aangehaald. De bibliotheek dient nu als een centrum voor de erkenning van de eigen cultuur en de verkenning van wat daarbuiten van belang is.
De opeenvolgende regeringen zagen het nut van goed bibliotheekwerk, gaven hoge subsidiebedragen en eisten een slechts gering lidmaatschapsgeld. Hoe belangrijk dat is bewees Aruba, waar ieder lid vijf gulden per jaar betaalde en betaalt. Toen de regering dat in 1985 op vijfentwintig gulden bracht, liep het ledenaantal zo terug dat de maatregel ongedaan moest worden gemaakt. De gevolgen waren na vijf jaar nog voelbaar, want toen was het ledenaantal nog niet weer volledig op het oude peil.
Op Aruba ontwikkelde de in 1949 gestarte Openbare Leeszaal en Boekerij zich de laatste jaren in de richting van een nationale bibliotheek. Het historisch pand uit 1888, de oudste openbare school van het eiland aan de Wilhelminastraat, bood in de jaren zeventig te weinig faciliteiten voor de toenemende vraag. Met het op 1 september 1982 geopende nieuwe gebouw werd een veelheid van activiteiten, zoals een mediatheek, een dienst gesproken boek, een centrum voor lezingen en tentoonstellingen, en een grote ruimte voor de documentatie van Arubiana/Antilliana mogelijk. Sinds Aruba's Status Aparte per 1 januari 1986 werd de openbare bibliotheek tot een nationale, waarin met name de bewaarfunctie van alle documenten van en over Aruba versterkt werd. De afdeling Arubiana/ Antilliana/Caribiana kreeg zo een centrale rol. De nationale bibliotheek vervult nu de rol van wettelijk depot waar alle publicaties van en over Aruba in elk geval gearchiveerd werden, ook het ‘grijze circuit’, ook de kranteknipsels. De ‘Sala Antiyana’ valt uiteen in twee afdelingen: de ene is openbaar toegankelijk, de andere dient als archief dat alleen voor onderzoekers geopend wordt. De BNA bezit een kostbare collectie met zeldzame historische werken en een paar speciale collecties zoals die van het in 1986 opgeheven Bureau Cultuur en Opvoeding - de ‘Collectie Ito Tromp met veel manuscripten van Arubaanse auteurs,
| |
| |
tapes met interviews, oratuur en oral history - en de collectie Johan Hartog met veel historisch materiaal en een uitgebreid foto-archief. In de persoon van directrice Alice van Romondt is de bibliotheek nauw betrokken bij de Arubaanse uitgeverij Charuba. Een speciale activiteit van de BNA is de sinds 1982 gehouden literair-culturele septembermaand, met talrijke activiteiten.
Bonaire kent nog steeds zijn C.C.B.-bibliotheek en kan wel het stiefkind van het Antilliaanse bibliotheekwezen genoemd worden. De activiteiten stonden bij gebrek aan faciliteiten steeds op een laag pitje: weinig boeken, weinig leden, weinig uitleningen en een stoffig onderkomen.
Zijn op Aruba alle bibliotheekactiviteiten geconcentreerd in een bibliotheek, Curaçao kent een aantal bibliotheken die elk op eigen wijze van belang zijn. De Biblioteka Publiko Korsou beschikt sinds 1988 over een modern gebouw, dat net als de bibliotheek van Aruba tot een centrum van activiteiten, zoals voordrachten, lezingen, boekpresentaties, workshops en tentoonstellingen uitgroeide.
De Mongui Maduro bibliotheek werd gevormd door S.A.L. Maduro (1891-1967), die als veertienjarige leerling van de Hendrikschool door middel van het ‘Curaçao-nummer’ van Neerlandia (1905) geïnspireerd werd tot het aanleggen van een verzameling ‘Antiyana’. Tot aan zijn dood in 1967 verzamelde hij alles van en over Curaçao, wat een unieke collectie opleverde, met name voor de oudere literatuur, zowel wat boeken en tijdschriften als documenten betreft. Toen op 30 mei 1969 het bisschoppelijk paleis met daarin een uitgebreide bibliotheek in vlammen opging, zette dat bibliothecaresse Daphne Labega aan het denken. Zoiets mocht niet weer gebeuren en ze adviseerde daarom tot de oprichting van een Fundacion Mongui Maduro om de persoonlijke collectie Antiyana te behouden. Op 5 maart 1974 passeerde de acte. De in Landhuis Rooi Catootje ondergebrachte bibliotheek bevat een omvangrijke collectie oude Curaçaose meubels, judaïca, foto's, documenten, manuscripten, partituren, tijdschriften, bladen en boeken.
Voor literair-historisch onderzoek kan men naast de Biblioteka Publiko Korsou (met een uitgebreide afdeling Karibiana) en de Mongui Maduro bibliotheek tenminste drie andere instellingen raadplegen: het Curaçaos Museum, het Centraal Historisch Archief en de bibliotheek van de Universiteit van de Nederlandse Antillen. Het in 1948 geopende Curaçaos Museum heeft een collectie oude werken,
| |
| |
waaronder literatuur. Er wordt maar weinig gebruik van gemaakt. Ze is voor onderzoekers van belang, maar niet voor een groot publiek. Het Centraal Historisch Archief heeft naast documenten een uitgebreide verzameling kranten en tijdschriften en is daarom van groot belang voor literair-historisch onderzoek. De in 1950 gestarte Wetenschappelijke Bibliotheek werd in 1979 overgedaan aan de bibliotheek van de Universiteit van de Nederlandse Antillen. Deze heeft een afdeling Antiana/Karibiana. Bovendien bezit ze een nog niet ontsloten maar zeer waardevolle collectie van de fraters. Het is een bibliotheek voor studie en onderzoek. Hoewel de UNA (nog) geen literaire faculteit heeft, bezit de bibliotheek een grote collectie kranten, tijdschriften en boeken die voor literair historisch onderzoek van belang is.
Op Saba bezit de in 1923 opgerichte Queen Wilhelmina Library momenteel drie vestigingen. De bibliotheken werden steeds door vrijwilligers als vrije-tijdswerk gerund, maar kende sedert 1981 op het advies van de Sticusa een bestuur. Nu krijgt ze professionele hulp vanaf Sint-Maarten. De bibliotheken leidden een kwijnend bestaan. In 1982 telde The Bottom maar twintig leden die tegen een jaarlijkse contributie van vijftien gulden vierduizend boeken konden lenen. Nadat in 1986 een nieuw onderkomen gereed was, breidde de bibliotheek enorm uit. Eind jaren tachtig bezat ze meer dan tienduizend boeken. Van de uitleningen daarvan was niet minder dan negentig procent in het Nederlands - een bewijs hoe het lezen ten behoeve van het Nederlandse onderwijs gestimuleerd wordt.
Op Sint-Eustatius wordt er via de Gertrud Judson Bicentennial Library gelezen. Van de ongeveer elfduizend boeken zijn er 2600 Engelse en 2500 Nederlandstalige romans. Per jaar per hoofd van de bevolking worden er 6,9 boeken uitgeleend.
Sint-Maarten opende in 1984 het nieuwe gebouw van de Philipsburg Jubilee Library, waarin toen 25 000 boeken en 150 tijdschriften aanwezig waren. Het aantal tijdschriftabonnementen nam niet toe, maar in enkele jaren tijds verdubbelde het boekenaantal. De bibliotheek is als eerste en voorlopig enige in de Antillen volledig geautomatiseerd. Haar collectie sluit enerzijds aan bij de Engelstalige regio, maar moet anderzijds het Nederlandstalige voortgezet onderwijs dienen.
|
|