onderwijs, de Shell, of als bediende bij Shell-employés was de beheersing van het Nederlands voorwaarde. Zo'n politiek-economische ontwikkeling van buitenaf heeft natuurlijk enige invloed op de taalkeuze. Maar in een aantal personen was de vernederlandsing geheel verinnerlijkt. kennelijk ook in de Arubaan H.E. Lampe.
Aruba bevond zich na de komst en vestiging van de Lago in de tweede helft van de jaren twintig in een stroomversnelling. De schok van de overgang van de oude bezadigdheid naar de nieuwe bedrijvigheid was groot. In die tijd schreef H.E. Lampe zijn Aruba voorheen en thans (1932), dat in het gebruik van de Nederlandse taal en inhoudelijk deze verinnerlijking van de holandisashon vertoonde. die niet alleen van buitenaf koloniaal werd opgelegd, maar door hem in ‘dicht en ondicht’ persoonlijk was doorleefd.
In zijn ‘onvermomd exposé’ uitte hij de blijdschap dat het oude, in zijn ogen arme en primitieve, Aruba door de komst van Lago- en Arend-raffinaderijen gelukkig plaats had gemaakt voor een moderne en welvarende eilandelijke gemeenschap, al ging dat enigszins ten koste van de gemoedelijke sfeer, zeker in de crisisjaren rond 1930. Hij toonde tevens de schriftuurlijke variant van de Arubaanse separacion-beweging, de politieke stroming die ‘los van Curaçao’ rechtstreekse banden met het moederland wenste, die juist deze jaren door Henny Eman Sr. krachtig werd. Het zich ontwikkelende eiland wilde niet meer in alles van het grote zustereiland afhankelijk zijn en op eigen benen staan.
Hoewel Lampe zijn veelal op persoonlijke ervaringen gefundeerde historische schets in het Nederlands schreef, was zijn boekje wel degelijk voor de Arubanen zelf bedoeld. De veronderstelde opbrengst van het geschrift bestemde Lampe voor een noodzakelijke grondige opknapbeurt van het oude Protestantse kerkje in Oranjestad. waarvan hij jarenlang organist was. Daarom het hij dan ook de gehele oplage van zijn in Nederland gedrukte boekje naar zijn eiland komen. Het verkocht bijzonder goed en was al na enkele weken nauwelijks meer te verkrijgen, waarmee ‘de vurige wensch van den schrijver’ om het hoekje in ieder Arubaans huisgezin te zien dus inderdaad vervuld werd.
B. de Gaay Fortman (West-Indische Gids XV, 1933-1934: 171-172) kon niet erg enthousiast zijn over de Arubaanse uitgave en hij uitte zijn kritiek dan ook onverbloemd: ‘Achterlijk was Aruba, nog maar 35 jaar geleden, zegt de schrijver zelfs, maar geluk en tevredenheid schijnen ermee verloren te zijn gegaan.’ Voorts klaagde De Gaay Fortman over het Nederlandse-taalgebruik, de zwakke compositie en de beschrijving van de recente ‘affaire’ van de Venezolaanse rebel Urbina die de Curaçaose gouverneur gegijzeld had meegevoerd naar het buurland en daarmee de zwakheid van de Curaçaose verdediging pijnlijk had aangetoond:
Het komt mij onbegrijpelijk voor, dat de schrijver zijn handschrift niet op het Nederlandsch heeft laten nazien; het zou er slechts bij hebben kunnen winnen. En in de tweede plaats ontsieren des schrijvers uitstapjes buiten zijn onderwerp het geheel. (...) Het kreupelrijm over de hoogst ernstige gebeurtenis van 8 Juni 1929 op Curaçao is beneden peil.
Maar recensent M.L. was in de Amigoe (20 1 34) veel positiever over Lampe's beschrijving:
Een gezellig en een gemoedelijk boekje over Aruba van den Heer H. Lampe. Het geeft een verrassende kijk op het verschil tusschen Aruba van dertig jaar geleden en nu, een