er enthousiast in, maar na die ene keer inktvis met knoflook val je vanzelf weer terug in de boterhamworst-routine. Tegen de gave feestdis op de kleurenfoto valt voor de huisvouw zo moeilijk te concurreren, de ingrediënten zijn vaak niet te krijgen en de sfeer in huis is zo anders dan die in de gezinnen waar het kookboek zich op inspireerde. Dat is jammer, maar lang gaan we, als we dit geconstateerd hebben, niet onder ons tekort gebukt. Dan eten we maar boontjes, net als oma en die is nog lang niet dood. Hoe anders is het met de sexboeken. Oma, leren wij eruit, leeft misschien nog, maar gelukkig was ze niet. En wij zijn het ook niet, maar als we er haast achter zetten kunnen we het nog worden. En geen smoesjes.
Je leert veel van die boekjes, dat is waar, maar hoe je het in toepassing moet brengen, is een tweede. ‘Hoe haal je het in je hoofd, Marie,’ ‘Ik heb het in dat boek gelezen,’ doet als erotische dialoog al wat klinisch aan, maar de idee van Piet en Marie, samen in sexvoorlichting verdiept, elkaar op plichten en fouten wijzend, lijkt mij één van de voornaamste bijdragen tot die frigiditeit waarover men in dezelfde boeken zo hoort klagen. Misschien zouden ze het je, net als zwemmen, al op school moeten leren, dan hoef je tenminste later, als je het voor je plezier doet, niet meer aan de regels te denken. Daar komt nog bij dat het leven niet zo goed is ingericht dat het elke Piet zijn Marie op het juiste moment schenkt, zodat het gepropageerde geluk vaak even onbereikbaar lijkt als de azuren zee in de etalages van reisbureaus voor de kleine beurzen der vijf-dagen-Ardennentoerders. Het moment, de man en het meisje bij elkaar te krijgen, blijft de kunst en die moet nog steeds aan het vrije initiatief van het toeval overgelaten worden.
Het meest deprimerende van de sexboeken echter is niet hun kookboekenstijl (men bestrooie het wentelteefje aan één zijde met suiker), maar hun dreigende toon. Aandoenlijk doet alleen Van de Velde aan, die zijn koele hoofdstukken van: ‘De