het is puur natuur: twee werden ondanks hun moeder model-katten en twee bleken belast met wat voor een kat wel bij uitstek beschamend moet zijn: ongedifferentieerde uitwerpzucht.
‘En waar is die moeder dan, - ik zie geen kat in je huis.’ ‘Kijk, dat zit zo.’ ‘Geen geklets waar is die moeder?’ ‘Laat ik het even uitleggen..’ ‘Dat hoeft al niet meer, ik weet het nu wel.’
De moeder, zandkleurig, scheelogig, luid van stem, een bastaard als geen tweede, heeft twee jaar lang bij mij geleefd. Er is geen kamer, keuken, hok of gang, waar zij niet een plek vond die haar gedurende enkele dagen tot kattebak diende. Tieren, slaan, peper strooien, opsluiten, zes maal daags de bak, indien gebruikt, verschonen - hielp niet. Vertroetelen, aaien, gelukkig zijn in de weken van haar periodieke aanwenning der zindelijkheid - want ze wende het zich steeds opnieuw weer eventjes aan - hielp niet.
‘En wat dan nog? Waar is die kat?’
Het was niet de stank, niet het wegruimen en schoondweilen, niet het afdanken van voorgoed verstonken mat en stoel - maar de aanmaningen in de brievenbus. Toen mijn kat begreep dat ze hier geen rust meer had, en toen de vliering, waar de mest die er nu nog ligt te drogen, een boomgaard tot bloei zou brengen, voor haar afgesloten werd, ging ze beneden door de marmeren kantoorgangen dwalen. De huisbaas nam het niet. Ik dweilde niet vlugger dan zijn neus kon ruiken, en de briefjes begonnen de bus in te stromen. Toen de huur per brief, onder bedreiging van politiële actie, opgezegd werd, heb ik het asiel opgebeld. Ze konden haar maandagmiddag komen halen. ‘We laten haar inslapen,’ zei de juffrouw aan de telefoon.
‘Je hebt haar dus vermoord.’
Zo moet je het wel zeggen. Alleen af en toe, als ik weer bezig ben er niet aan te durven denken, schiet het mij te binnen dat