Voorjaar
De geur van hoogtezon en het luchtje van verlangen. Auto's glimmen, meeuwen schreeuwen. Voor het eerst de hals weer bloot en met de wind in de haren wandelt Ilena, schenkt de draaiorgelman een dubbeltje, neuriet nu ze daar recht op heeft het wijsje mee en slaat linksaf bij de brug over de Singel.
Tegen de leuning staat een man en kijkt haar aan. Ilena ziet het, maar kijkt niet terug. Wel gek, maar niet goed, ben ik, denkt ze en steekt over naar de Leidsestraat. Grasgroene schoenen, een nachthemd van batist, een houten vogel uit Mexico, nu zou je ze moeten kopen, denkt Ilena, maar ze laat ze rustig in hun etalages wachten. Net als de bonbons, dik als kastanjeknoppen, en de geverniste stukken appeltaart. Kijken is eten met de ogen. Een brug verder staat dezelfde man er weer. En kijkt haar aan alsof hij haar hebben wil. Verdomme. De ellendeling, denkt Ilena, hij zit achter me aan.
Weg voorjaar. Met een maniak op de hielen is de pret eraf. Ilena probeert te vergeten dat ze misschien gevolgd wordt, maar ze denkt het toch. Gevaar in de rug is het ergste, denkt ze, laat-ie me maar inhalen, en ze gaat een sigarettenwinkel in. Met een nieuw pakje in haar zak loopt ze naar de volgende brug. En daar staat hij weer, met zijn sombere blik en sarrend lachje.
Als ze vlak voor hem staat opent Ilena tot haar verbazing het vuur: ‘Wat is dat voor onzin,’ zegt ze streng, ‘waarom doet u zo idioot?’
‘Dat weet ik zelf eigenlijk ook niet,’ zegt de man. Hij heeft een vloeitje met tabak erin in zijn hand en probeert nu een sigaret te rollen. Even staan ze beiden sprakeloos. ‘Ja, en wat nu,’ zegt Ilena. Ze gelooft in conversaties. Misschien vindt ze ook dat ze nu het eenmaal zo ver gekomen is, uit de gelegenheid moet halen wat erin zit.