De nieuwe preutsheid
Door de wijde verspreiding die de vereenvoudigde ideeën van Freud in de loop van vijftig jaar gekregen hebben is tot een ruim publiek de notie doorgedrongen dat culturele arbeid ‘eigenlijk’ een sublimatie is van verdrongen seksuele verlangens. Hoewel de man die het ontdekte in het verband tussen de twee geenszins een ontluistering van culturele prestaties zag, heeft het publiek het meestal makkelijker gevonden om zijn letter te aanvaarden dan om de geest waarin die geschreven werd te volgen. Klinische termen als moederbinding, neurose, penis-nijd, anale fixatie etc. mogen er bij moderne en ‘ontwikkelde’ mensen weliswaar ingegaan zijn als zoete koek, zij komen er, vreemd genoeg, vaak uit als scheldwoorden.
In plaats van de verruiming van inzicht in vroeger onbewuster gehouden drijfveren, en het toelaten van een grotere plaats eraan, heeft de oppervlakkige kennis van psychoanalytische theorieën bij velen geleid tot een nieuw soort preutsheid die zich van de oude voornamelijk onderscheidt door haar grotere aantrekkelijkheid voor platte geesten. Mocht een vertegenwoordiger van de intellectuele tijdgeest zich er vijftig jaar geleden op beroemd hebben dat alle lage lusten hem vreemd waren, zijn huidige pendant protst met de gezondheid van zijn seksuele leven. Beiden doen dit in de regel impliciet, de eerste door van seksualiteit niet te reppen, de tweede door het fluks ter hand nemen van denigrerende waarderingen van andermans geslachtsleven.
Bovenstaande algemene overpeinzingen werden gekristalliseerd door een zinnetje uit een brief die ik onlangs ontving. De schrijfster daarvan heeft het er en passant over: ‘de wederzijdse padvindersmasturbatie die de briefwisseling Ter Braak-Du Perron is.’ Verder zegt zij helaas niets over deze schrijvers,