‘Ja, ja, jij accepteert je rol in de maatschappij niet.’
‘Ik vind het idioot om een ding te zijn dat er is om opgepakt te worden door elke idioot die er toevallig zin in heeft. Ik bedoel, het hoeft natuurlijk niet, maar die idioot denkt toch maar van wel. En de mensen die je zelf aardig lijken zijn nooit de mensen die je aanspreken. Jullie hebben het in alle opzichten gemakkelijker, niemand valt je lastig en je mag zelf iedereen lastig vallen.’
‘Vrouwen weten anders best hoe ze hun zin moeten krijgen, dacht ik.’
‘Ja maar altijd langs omwegen. Mooie jurken aantrekken, make-up compleet met vriendelijke glimlach, dan zorgen dat je daarmee niet meneer B. maar meneer A. opvalt. Nooit eens naar een tafeltje toestappen en zeggen: “meneer is die stoel naast u leeg, of mag ik deze dans van u?”’
‘Ik ga nooit naar tafeltjes toe om te vragen of die stoel leeg is, eerlijk gezegd, en ik kan niet eens dansen. Jullie hebben het in alle opzichten veel makkelijker: je hoeft zelf niets te doen en je mag altijd weigeren.’
‘Dat jij nou geen gebruik maakt van je vrijheid is jouw zaak, maar je zou het kunnen doen.’
‘En jij dan, wie verbiedt jou wat?’
‘Ik? Nee hoor, stel je voor dat zo'n man zei dat die stoel bezet is, ik moet er niet aan denken. Het gaat mij alleen om het principe.’
‘O.’