wel een beetje later dan anders, opgehouden door een vergadering had hij gezegd, - thuisgekomen. Ik lijk wel gek, dacht Clara, grote detective met waanzin geslagen. Trouwens, hoe weet ik eigenlijk dat Jaap werkelijk pas gisteren hoorde dat hij naar het congres moest? Maar het vriendelijke gezichtje van die ingeving bleek slechts een masker van dezelfde duivel - ze besloot om het onderwerp uit haar hoofd te zetten en een brief te gaan schrijven.
De brief vlotte niet, ze had het gevoel dat er niets te vermelden was dat tante Tien kon interesseren. Even later draaide ze al het telefoonnummer van Louise. ‘Dag,’ zei ze, ‘hoe is het toch met je, ik heb je in geen weken gezien.’ ‘O,’ zei Louise, ‘ik was van plan geweest om jullie vanavond te bezoeken, maar er is iets tussen gekomen, zal ik morgen even komen?’ ‘Jaap is niet thuis,’ zei Clara, ‘hij moest naar een congres voor twee dagen. Kom morgen maar als je zin hebt, ik ben alleen.’
Ze wist zelf niet waarom ze niet gezegd had dat ze wist dat Louise wist, maar het telefoongesprek had haar met één klap vrolijk gemaakt. Hoe dan ook dacht ze, met Jaap meegegaan is ze niet. Ze kon de brief aan tante Tien nu rustig gaan afmaken. ‘Jaap is vanavond in Luxemburg,’ schreef ze en stond op. Ze pakte haar jas van de kapstok. ‘Jaap is in Luxemburg en Louise wist dat niet,’ zei ze. ‘Maar An wist het wel, want die had het van Louise gehoord. Ik heb toch niets te doen, ik kan best even bij Louise langs gaan, ze is toch thuis.’
Twee straten lang hield ze vol, maar was het haar betere ik of haar angstiger dat won, Clara draaide om en liep terug naar huis. Toen haar zuster even later kwam, ontving ze haar met rode ogen. Dat kwam, zei Clara, van de wind.