Zielig
‘Mijn hele leven zoek ik naar iets. Als de zon schijnt, als het regent, als ik wandel en als ik voor het raam sta, altijd. Maar ik vind het niet. Ik zoek liefde, niet een grote liefde, zoveel vraag ik niet, maar een echte. Iemand die mij begrijpt. Iemand voor wie ik iets kan zijn. Je moet niet denken dat ik iets hebben wil, integendeel ik wil alleen maar geven. In mijn omgeving zijn zulke mensen er niet. Ze zijn allemaal heel anders dan ik. Hoe moet ik het zeggen, grover en dommer ook. Ik benijd ze wel eens. Heus je moet niet denken dat ik op ze neer zie, helemaal niet, ik zou zelf zo willen zijn. Maar ze zijn hardboiled, allemaal. Kijk, als ik naar Mozart luister, dan zegt die mij iets. En dat voelen die mensen niet. Maar soms zie ik ineens een vrouw en dan weet ik: voor haar zou ik iets kunnen betekenen. Ik zou haar gelukkig kunnen maken. Meer vraag ik niet. Een beetje begrip, een beetje warmte, dat is alles.
“En Marga dan?”
“Ach Marga, dat is niets. Ze wil wel, ze doet haar best, maar au fond is het niet iemand voor mij. We hebben eigenlijk niets gemeen. Ik kan bijvoorbeeld zo'n grote kathedraal binnengaan. Dat vind je misschien vreemd, maar ik doe dat wel eens, zo maar. En dan zie ik het licht door die ramen. En ik hoor het orgel. En dan betekent dat iets voor mij. Maar voor Marga niet, die voelt dat niet. Ja, ze doet wel haar best, hoor, maar ik weet dat ze het alleen maar doet om mij een plezier te doen, want echt begrijpen kan ze het niet. Daar is ze te grof voor. Hardboiled, zoals de meeste mensen. Maar af en toe zie ik iemand, soms is een profiel, een handgebaar al genoeg, en dan weet ik het meteen: met haar zou het kunnen.”
“En wat gebeurt er dan?”
Dan maak ik werk van haar, niet opvallend natuurlijk, maar