Huwelijk
‘Betsy en ik, wij kunnen maar niet tot een besluit komen. Dat was al zo de eerste keer dat ik haar ontmoette, op een feest. Ik vroeg of ik haar met de auto naar huis kon brengen. Maar ze was op de fiets gekomen en ze wist niet wat ze liever wilde: mij en een warme auto, of haar fiets en de kou. Ten slotte zijn we maar naar huis gelopen, ik met haar fiets aan de hand. Maar toen we bij haar voordeur waren, wisten we nog niet of het wel goed was om de auto alleen achter te laten. Toen zijn we weer teruggelopen.
Een bijzonder aardig meisje, Betsy, en mij mocht ze ook graag. We trokken veel met elkaar op, elke dag zelfs. Iedereen beschouwde ons op den duur als verloofd, wij zelf ook. Alleen, we wisten het nooit zeker. Soms dacht zij dat het tijd werd om ermee op te houden en dan was ik het daar niet mee eens, en soms dacht ik dat ik liever iets anders wilde, maar dat vond zij dan juist onzin. Altijd die onzekerheid - zo kon het niet langer. We moesten maar trouwen, zei ik, maar zij wist het niet zeker, en we gingen er dus om opgooien. Kruis, het gaat niet door, munt, we trouwen, zeiden we. Het werd kruis, maar omdat we niet zeker konden zijn of we de alternatieven wel aan de goede kant van de cent geplaatst hadden, trouwden we toch. Het leek even alsof er een last van ons afgewenteld was, we waren getrouwd, daar konden we zeker van zijn. Maar algauw bleek dat het huwelijk niets anders is dan een besluit om niet te scheiden. En Betsy en ik, wij konden nog steeds niet tot een besluit komen. Veel mensen uit onze omgeving wel, die scheidden na verloop van tijd, hakten de knoop dóór. Wij begrepen maar niet hoe ze het voor elkaar speelden. De meeste van onze kennissen bleven trouwens doorgaan met elkaar getrouwd te zijn, maar om de een of andere reden zagen ze dat