dat je een compliment moet opvatten niet alleen als opinie maar ook als teken van sympathie?
Vroeger, toen goedkeurende opmerkingen mij nog dieper troffen, zei ik helemaal niets terug, maar wees verward op voorbijhuppelende vogeltjes of andere belangwekkende verschijningen. Tegenwoordig zeg ik meestal, ‘dat is leuk,’ wanneer iemand iets wat ik deed prijst, en vraag hem pas waarom hij dat vindt, wanneer hij er iets onaangenaams over zegt. Want een kritische opmerking refereer je in de regel heel wat vanzelfsprekender terug naar degene die hem maakte dan een lovende. Als iemand van mijn zwarte jas zegt, dat hij hem nogal somber vindt, denk ik al gauw dat je van iemand met zijn smaak in kleren ook geen beter oordeel verwachten kunt. Maar als iemand hem mooi vindt, waardeer ik zijn oordeel, en de gedachte aan de rare gele das die hij nog onlangs aanhad, komt niet bij mij op. Als ik mijn vriend die zulke aardige stukken schrijft, vertel dat ik zijn laatste niet zo goed vond, zegt hij dat dat logisch is, omdat ik nu eenmaal een vrouw ben, maar als ik hem prijs, denkt hij er niet aan mij daarvoor motieven toe te schuiven.
Het is niet dat je de mensen die je hun complimenten maken, verstandiger vindt dan die die kritiek hebben - zo eenvoudig is het niet -, maar je vraagt je minder gauw af waarop ze hun oordeel baseren. Lof heeft iets objectiefs, kritiek iets persoonlijks, zo lijkt dat tenminste. Hoe zou het komen dat de betrekkelijkheid van lof zoveel langer nodig heeft om tot je door te dringen dan die van kritiek? Zou je hem misschien zo nodig hebben, dat je hem niet in de bek durft te kijken? Of hem, als mijn schilderende vriendin, zo onbetrouwbaar vinden, dat je hem aan een verhoor moet onderwerpen, of als het meisje van de film, zo onverdiend, dat je hem vriendelijk terugstuurt? Tjaja.