Half hart
Ba, wat is het jaar oud, ik kan het niet meer zien. Wie weet, misschien ben ik daar wel ziek van. Daarvan en van die kies. Slijmerig, spugerig, slaperig. Je moet de dingen sorteren, ze stuk voor stuk bekijken, dan kun je ze wegstrepen. Als er dan niets meer over is, kun je weer vrolijk zijn, want dat is het gewone. De moeilijkheid is alleen, dat er steeds iets nieuws bijkomt, nauwelijks lijkt alles in orde of er gaat een vent met z'n auto dwars voor je fiets staan en je moet vloekend om hem heen rijden. Of de olieman slaat je huis over. Of een buurvrouw beweert, dat je haar televisie stoort met je radiotoestel. Of de krant meldt, dat vier politieagenten een meisje dat ‘schoften’ zei, met de gummiknuppel afrosten. Zo is er altijd wat.
Het begint meestal met je eigen schuld. Als het daar dan bij bleef, ging het nog, maar altijd blijken de anderen nog schuldiger en je daarmee verzoenen veroorzaakt pas de echte depressie. Zoals de affaire met de avondjurk, om een voorbeeld op te ruimen. Madeleine met het grappige schaapshoofd had er één nodig om er twee weken in een amateur-toneelstuk in op te treden. ‘Je mag de mijne wel,’ had ik haar aangeboden. Niet alleen, omdat ik hoopte, dat ze vriendinnen met mooiere jurken had, maar ook, omdat mijn impulsen altijd beter zijn dan ik zelf. Welke kleur, wou ze weten. Wit in twee delen, van boven satijn, van onderen shantoeng, zei ik. De rok zal je wel te lang zijn, maar je kunt de zoom innemen. Een maand later kwam ze hem halen. Toen had ik hem natuurlijk net zelf nodig. Ik belde Channa op, die heeft een blauwe, maar wou hem niet uitlenen. Dan de mijne maar, ik trek wel een schipperstrui aan, zei ik knorrig tegen Madeleine, die zich beleefd afzijdig hield. Beschaamd pakte ik hem toen maar in een bij-