Impuls
‘Wilt u ook een kopje misschien? Suus, heb je nog koffie voor die mevrouw?’ De man met de snor zat in een oude trui aan een eettafel vol technische papieren. De kamer achter de winkel was rommelig en gezellig, er liepen twee poezen en een hond en in een kooi zat een papegaai met één oog naar ons toe. ‘Wij zijn gek op dieren,’ zei hij, ‘leven en laten leven.’
Geen Gehuil, Hier is Muil had er op een bord in de etalage gestaan. Ik was naar binnengegaan om een doucheslang te kopen, maar had ineens besloten om er meteen een nieuwe geiser bij te nemen. Er hingen er witte, roze, groene en zwarte, rond of vierkant, zo lekker als nieuwe zeep. Aan de mijne dacht ik nu met onbehagen, hij zag er zo vlekkerig uit en het duurde lang voor het water warm werd. Eens moet je de dingen vernieuwen. ‘Die zwarte vind ik chic,’ zei ik. ‘Daar krijgt u van mij negen gulden korting op,’ zei meneer Muil. Uit een restje oud plichtsgevoel vroeg ik hem eerst nog zijn oordeel te komen geven over de versletenheid van mijn eigen geiser en hij beloofde dat nog dezelfde dag te komen doen. Zo'n rustige man met veel vakkennis.
Die deed het niet om het geld alleen, dat zag je zo. Dat soort mensen is het betrouwbaarste dat er is, dacht ik toen ik naar huis liep, in de oorlog waren zij het die de onderduikers hielpen.
Een paar uur later was hij er al, de nieuwe geiser onder de arm. Eén blik op de oude was hem al genoeg. ‘De lamellen zijn op,’ zei hij, ‘en die brander kunt u wel weggooien. Goed, ik zal niet zeggen dat hij niet nog drie dagen mee kan, misschien doet hij het nog wel drie maanden, maar op is op.’ Ik was blij dat mijn volste recht op de nieuwe bewezen was en na een uur zat hij aan de wand. ‘Mevrouw, als u morgen langs komt,