van wie je misschien altijd vond dat hij zwamt en dat je daar nog eens tegen protesteren moet. Nu is hij ineens Jan voor je. Daar zit iets ontwapenends in, iets van ‘we hebben allemaal een moeder gehad,’ en iets verplichtends. Wanneer de leden van ons parlement morgen zouden beslissen elkaar voortaan niet meer te tutoyeren, hadden wij waarschijnlijk overmorgen al die revolutie waarvan het grote raadsel altijd blijft waarom ze niet uitbarst. Maar ze zeggen jij tegen elkaar op de gang en gij vanaf hun spreekgestoelte en daarom zal er nooit revolutie komen. Daar zal geen provo ooit tegenop kunnen, want tegen de tijd dat hij er tegenop zou kunnen, heeft iedereen al lang zeg maar Jan tegen hem gezegd.
De complicaties van het tutoyeren nemen nog toe wanneer het geslacht verschilt. Nauwelijks ben je eraan gewend dat je tegen meneer De Vries Jan mag zeggen (en dat niet vergeten moet), of je komt hem met zijn vrouw, die je voor het eerst ziet, in de schouwburg tegen. Wat nu? ‘Dag Jan, hoe vind je het stuk en wat vindt u ervan, mevrouw,’ - dat kan niet, dat vindt mevrouw niet leuk. Dat suggereert intimiteiten enerzijds en vijandschappen anderzijds, die nog helemaal niet bestaan. Dat drijft je al bijna in de armen van het overspel en dan kun je je stukje over het gezwam van meneer De Vries wel definitief ajuu zeggen. Het beste zou zijn te doen alsof je ze niet gezien hebt, net zoals je dat zou doen wanneer je De Vries met zijn maîtresse betrapt had.
Maar dat heeft ook bezwaren: er zit iets samenzweerderigs in, of, als dat niet begrepen wordt, de mogelijkheid tot misverstand: Jan denkt dat je hem niet meer groeten wilt en dat je dat stukje al naar de drukker gestuurd hebt.
In de praktijk wissel je dus een paar opgewekte woorden, waarbij je het jij zeggen niet, maar de voornaam nog net wel vermijden kunt. Op mevrouw maakt dit alles desondanks geen gunstige indruk. Het kleine toneeltje is net voldoende geweest om Jan later tegen Piet zijn vaste overtuiging te laten herhalen: vrouwen zijn krengen tegen elkaar.
Vrouwen onder elkaar bieden op het punt der tutoyering nog de minste problemen. Over een onbekende vrouw van ongeveer je eigen leeftijd vraag je wie is dat kind, is ze ouder, dan wil je weten wie dat mens is. En, tenzij ze heel oud is, zeg je