drag dat we hem geleend hebben. Hij heeft ons de tijd gegeven ons over het verloren bedrag heen te zetten, en inderdaad, zo kleingeestig zijn we niet dat we hem er na zoveel maanden nog aan herinneren. We kunnen zelfs vriendelijk tegen hem zijn, want we weten waarvoor hij komt en zullen, goed voorbereid als we zijn, zijn verzoek het hoofd weten te bieden. De bietser hoeft geen sprankelende persoonlijkheid te hebben om ons op die manier een genoeglijke avond te bieden. Hij mag de krant bij ons zitten lezen, als hij dat wil, hoofdzaak is dat hij zonder een cent van ons zal vertrekken.
De bietser nu weet dat. Misschien is hij wel in zo'n goede stemming dat hij ons een gratis overwinninkje aanbiedt door ons op dit moment al een kleine som te leen te vragen. Op onze weigering zal hij dan vol begrip voor onze financiële situatie reageren. Maar hij kan ook, zonder iets van ons te vragen, na het tweede kopje thee, vol lof voor de gezelligheid in ons huis, vertrekken. In beide gevallen zullen wij hem met een glimlach om de lippen uitgeleide doen: die rakker, we hadden hem door. Bij zijn volgende bezoek zal de bietser zich bescheiden gedragen. Onze weigering op zijn aarzelend verzoek hem een gering bedrag voor enkele dagen slechts te lenen, zal ons nu niet meer zo vreugdevol stemmen: misschien meende hij het wel, dat terugbetalen, en zaten we werkelijk wel zo krap als we hem zeiden? We voelen ons een klein beetje schuldig. En daarmee zijn wij bij zijn derde bezoek, een maand later, rijp om geplukt te worden.
Dat bezoek heeft altijd een volkomen onverwachte kant. Plotseling, op een vreemd uur in de ochtend of middag, staat hij voor ons, stralend maar geaffaireerd. Buiten, zegt hij, wacht een man die ik even f 50 voor een auto moet betalen, als jij ze mij voorschiet tot vanavond, het girokantoor was net dicht. Of hij zegt: Over tien minuten gaat mijn trein naar Brussel, een zeer belangrijk onderhoud, mag niet te laat komen, liet stom genoeg portefeuille in Diemen liggen, betaal je morgen terug.
En is dat een moment waarop het vaste besluit hem nooit meer een cent te lenen ons nog enig houvast biedt? Welnee, de motor van onze wraak heeft zich al lang uitgeraasd op die weigering van zijn schijnverzoeken en hoe zouden we dan iemand in zo'n klemmende samenloop van omstandigheden in de steek kun-