komst wou voorspellen in de tuin van het huis hiernaast heeft gezien, maar ik denk niet dat zij bij ons zou stelen. Als je vriendelijk tegen ze bent, stelen zigeuners niet. In het dorp blijven de luiken dicht, op het postkantoor heb ik de beambte gevraagd waarom er hier niet veel meer toeristen zijn, hij wist het niet. Regent het hier wel eens? Hij keek verbaasd en zei dat het dat nooit deed. Bram is een beetje verkouden en we bleven binnen naar de stevige bries liggen luisteren.
Vierde dag
De Rotterdammer kwam ons vroeg wekken. Hij en zijn vrouw, en zijn schoonzuster met haar dochter hadden, toen ze geen hotel konden vinden hun tent opgezet, maar die is in zee gewaaid. Bovendien is hun auto 's nachts verdwenen. De zigeuners? We hebben ze de voorkamer van ons huisje aangeboden, want in die storm konden we ze niet wegsturen. Ze zijn nogal lawaaierig, dat valt vooral in de stilte van de natuur op. Ik ben nu ook verkouden, we bleven vandaag dus maar gezellig onder de wol. Dat kwam goed uit want ons hout is op. Buiten schijnt de heerlijke Mediterranée-zon; we houden de ramen dicht, omdat anders het zand naar binnen stuift.
Vijfde dag
De Rotterdammers zijn weg, maar onze auto ook. Naar de politie om ze aan te geven, maar daar hadden ze niet veel aandacht voor ons, omdat er net een rel met de zigeuners geweest was, die om het bureau stonden te joelen. Er was nogal wat meubilair kapot en ik had de indruk dat de politie op punt van vertrek stond, er was tenminste nog maar één agent en die schreef niets op van wat we hem vertelden, maar stond zo'n beetje zenuwachtig te telefoneren. In huis is het nu tenminste rustig, ook omdat we watten in onze oren doen tegen het geluid van de storm dat ons nerveus maakt. Nu de auto weg is, kunnen we niet meer in de zon zitten. Ik wou dat we de radio nog hadden. Bram is erg humeurig, door die watten in onze oren hebben we vaak misverstanden.
Zesde dag
We zitten al een uur op het station, de trein is laat. Ja, we gaan