De stad
De eerste nacht na mijn terugkomst van het platteland slaap ik meestal niet. Ik ben in de vroege avond thuisgekomen, heb de post gelezen, opgebeld, vrienden gezien, door honderd kranten en tijdschriften gebladerd, en val dan doodmoe niet in slaap. Urenlang herkauwen mijn hersens het nieuws, zonder tot enige schifting te komen, want er is te veel gebeurd. Een volwassen persoon die in een grote stad woont en dus drukwerk ontvangt en aankondigingen en oproepen en zoveel mensen kent dat er altijd wel één van in ziekenhuis, gevangenis of echtscheiding is, of net een baby, een boek, een ergerlijk stukje uitgebracht heeft, iets liefs, iets koels, iets gemeens tegen hem gezegd gekregen heeft, zo iemand moet echt wel erg intelligent zijn om dat allemaal elke dag te kunnen sorteren en verwerken. En nog acht uur slapen ook. Hoe anders is het platteland. In de weken waarin ik in mijn huisje in het weiland leef, zie ik per dag misschien vier mensen, de buren, de bakker en een boer, met wie ik vier gesprekjes heb, waarvan de brokstukken na rustige overpeinzing geleidelijk bijdragen tot de opbouw van een indruk. Dat is, geloof ik, waar het menselijk bevattingsvermogen in principe op berekend is.
Ik heb nu een egel gezien, maar nog nooit een das, zeg ik tegen de boer. Hij kijkt verbaasd: zijn er dan geen dassen bij u in de stad? Voor hem is de natuur de grote brede continuïteit, waarop hier en daar een stad of dorp neergezet is. Voor mij is het omgekeerde waar. In principe is het overal stad, straat en asfalt zijn als het ware de fundering van alles, waar bovenop hier en daar wat bos, rivier of weiland opgericht is ter verlustiging van de mens. Dat ik dat geloof, is mij pas duidelijk geworden door het volgende voorval. Naast de deur van mijn huisje wilde ik een clematis laten groeien. De vloer is betegeld, moest ik er nu een grote bloempot neerzetten, of zouden de wortels meer aarde nodig hebben en waar zou ik die dan vandaan moeten halen? Mijn buurman keek mij meewarig aan, zoveel domheid, het is bijna ongeloofwaardig. Hij wrikte eenvoudig een tegel los en wees zwijgend op de grond eronder.
Zodat het dus ook wel niet waar zal zijn wat ik mij soms ver-