Met verschuldigde hoogachting
(1966)–Renate Rubinstein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |||||||||||
OmzetdalingGa naar voetnoot*Naar aanleiding van de sterk gedaalde omzetten in sommige kerken en kathedralen heeft de federatie van organisaties van zielszorgers zich tot de ministers van Sociale Zaken en Volksgezondheid en van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen gewend met het volgende verzoek:
De federatie licht het in punt e. vermelde verzoek nader toe door erop te wijzen dat het ‘een algemeen bekend verschijnsel is dat personen in de genoemde leeftijdsgroep te veel zin in het leven hebben om zich met de zin ervan serieus bezig te houden, hetgeen mede oorzaak is van de onverantwoordelijke en twijfelzaaiende uitspraken dezer jongeren, die de ordelijke verkoop van ons artikel in ernstige mate belemmeren.’ Hoewel de federatie elders blijk heeft gegeven van haar verontrusting en verontwaardiging inzake de haars inziens eenzijdige propaganda die de televisie, op grond van tegenstrijdige rapporten, bedrijft, zal de lezer zich ongetwijfeld herinneren | |||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||
dat de crisis in de kerken reeds lang voor de jongste televisatirische uitzending begonnen was. Reeds een tiental jaren geleden had de ongerustheid aangaande het bestaan van God zo om zich heen gegrepen, dat er in verschillende landen van regeringswege stappen ondernomen werden, die tot een onderzoek in deze materie leidden. In Amerika pakte men, traditiegetrouw, het probleem zakelijk aan. Enkele onderzoekers werden de ruimte in gezonden met de opdracht goed om zich heen te kijken. Na hun terugkomst brachten zij rapport uit van hun bevindingen. Binnen een cirkel van 400 miljoen mijl (ca. 600 miljoen km) mocht men, volgens dit rapport, met ‘aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid’ een god of goden niet aanwezig achten. Reeds eerder was in Duitsland het zeer omvangrijke Barth-rapport uitgekomen, waarin de kwestie wat meer van de inhoudelijke kant benaderd werd. Hoewel de gebeurtenissen in de twee wereldoorlogen, zo stelde dit rapport, het bestaan van een goedertieren Opperwezen onmogelijk hadden gemaakt, moest men toch rekening houden met de kans dat er een God bestond zolang ook het tegendeel niet bewijsbaar was. Over de eventuele verkoopbaarheid of zelfs begrijpelijkheid van een dergelijk Opperwezen moest men zich echter, nog steeds volgens dit rapport, geen overdreven voorstellingen maken. Even weinig geruststellend luidden de conclusies van de Franse rapporteur Teilhard de Chardin, die een God weliswaar niet geheel onbestaanbaar vond, maar de snelheid waarmee men van hem resultaten kon verwachten, uiterst gering, en in geen geval groter dan die van de normale evolutie (en men weet hoe snel die gaat!) achtte. Hoewel geruchten over deze rapporten van over de grens wel tot ons land doordrongen, nam de ongerustheid bij ons toch pas alarmerende vormen aan na de publikatie van het Engelse rapport en vooral na de vertaling ervan in het Nederlands. In dit, door Robinson opgestelde rapport, dat in de volksmond reeds het ‘Eerlijk geen Godrapport’ heet, wordt het publiek geadviseerd voortaan datgene God te noemen waar men het meeste voor voelt. Men zal begrijpen dat deze bisschoppelijke uitspraak de omzet van sommige der bij de federatie aangesloten zielszorgers sterk achteruit deed lopen. Een door de federatie gehouden interne enquête onder de zielen onthulde dat negen- | |||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||
enzeventig procent bij ‘waar ze het meest voor voelden’, niet in de eerste plaats aan door erkende zielszorgers georganiseerde activiteiten dachten. Mede in het licht van deze feiten zullen de ministers zich moeten bezinnen op de door de federatie van de organisaties van zielszorgers voorgestelde maatregelen. |
|