leen? stel je voor. Wat heeft dat voor zin? Zulke dingen deed ik alleen voor iemand anders, maar nu vind ik die bloemen op zich zelf al mooi genoeg, al bevredigt hun wilde sierlijkheid mij met volledig. Ik zou ze nog meer willen hebben, ik zou ze b.v. willen schilderen. (Maar dat kan ik niet.)
Mooier tentoonstelling dan De lusthof der naïeven in het museum Boymans te Rotterdam kan ik mij niet herinneren. Als je zo gestemd bent, kun je na die gezien te hebben denken: het koninkrijk Gods is wel degelijk van deze aarde. Zo'n schaar met gespreide beentjes, een potkachel, dominostenen, een geel gordijntje, pantoffels op de vloer - wie daar op een dag goed naar kijkt, die kan het niet langer meer zo erg zwaar te moede zijn. Maar er zijn schilders nodig om je daarop attent te maken. Ik kocht er de reproduktie van Rousseau's portret van Pierre Loti. Die was zo goedkoop en ik vond hem leuk. Ik nam hem mee hierheen en pas nu hij op karton geplakt tegen de kale witte muur hangt, zonder rivalen om het oog af te leiden, maar gesteund door de stilte, begrijp ik dat ik een goudmijntje in huis heb gehaald. Het portret is van een man in een zwart pak, met een rooie fez op het hoofd. Zijn ogen zijn donker, een zwarte knevel krult aan weerskanten van zijn neus, in de ene geschilderde hand houdt hij een sigaret waarvan de punt gloeit. Een vierkante, solide man, iemand die zeker is van zich zelf, ik geloof dat hij niets meedelen wil dan dat hij er is.
En wat een prestatie dat is. Zie de achtergrond. De indruk van vrede, van middeleeuwen bijna, wordt nog even gewekt door een hoge onwereldlijke boom aan de rechterkant. Maar hoe idyllisch is het landschap daarachter? Rij na rij, dreigend uit de honderden oogholten starend, staan daar huizen. Uniforme, grijze industriehuizen, een massaal leger ervan. Aan de horizon vier fabrieksschoorstenen. Het is allemaal bijna niet te zien, want Pierre Loti staat er met zijn stevige schouders voor.
Toch is hij, voor mij, niet de hoofdpersoon van dit schilderij. Dat is de kat die voor zijn rechterschouder op een krukje zit. Rechtop, de oren gespitst, de staart langs de poten gekruld, de blik op ons gericht. Hij is gestreept: vier gele strepen op de borst en vier op elke poot. Dat doet denken aan de voetballers die Rousseau ook schilderde, maar natuurlijk hebben deze strepen te maken met die vier schoorstenen. Zij zijn er het volsla-