pest in.
De behoefte aan dankbaarheid en bewondering onzerzijds, schijnt niettemin groot te blijven. Op de televisie werd onlangs een film getoond over de bezetting van Abessynië door de troepen van Mussolini.
Je zag Ethiopiërs met stokken bij wijze van geweer marcheren en zelfs op tanks aanstormen. Je zag de tanks met hun soldaten ten slotte de hoofdstad bereiken. Op dat moment stapte Haile Selassie met zijn gezin in de trein, op weg naar Genève. Addis Abeba wordt in brand gestoken, huizen worden geplunderd, mensen vluchten. En wat zegt de commentator? De commentator zegt: ‘Wat een geluk dat de keizer dit niet meer heeft hoeven te zien.’ Want nietwaar, voor een keizer, in een paleis (dat niet verbrand wordt) is het veel akeliger om zoiets te zien dan voor de mensjes die toevallig hun eigen huis en kinderen in de fik zien staan. Ik zou zo graag willen weten wat iemand bezielt om zulke opmerkingen te maken. (Misschien is het de analogie met: maar goed dat Opa dood is, die schande heeft hij tenminste niet meer hoeven te zien. Deze speciale Opa is overigens nog steeds niet dood.)
Gezegd moet, dat hoe groot onze bewondering voor onze leiders ook zijn mag, zij toch nauwelijks de bewondering die die leiders voor zichzelf en voor elkaar hebben evenaren kan. Het is erg jammer dat er in Nederland veel minder onderzoek naar onze sociale structuur en de mentaliteit van de klassen gedaan wordt, dan in Engeland, waar niet alleen de sociologen maar ook de filmers en de romanschrijvers een ware hartstocht voor dat onderwerp ontwikkeld hebben. Zo danken wij het dus weer aan een televisiefilm over de Engelse klassen dat we een bankier in zijn ‘club’ hoorden zeggen: ‘De Engelse regerende klasse munt uit door onbaatzuchtigheid en de behoefte alles te geven voor het algemeen belang. Als beloning daarvoor mogen zij in grote landhuizen wonen en de hoogste salarissen ontvangen.’ Maar nee, die tweede zin zei hij er niet bij.
‘Spanning, overwerktheid, drukkende verantwoordelijkheid’ is het lot van de leider, in dit geval, ik citeer uit Het Parool, van de vakverenigingsleider. Het zelfbeklag van de leider in kwestie, de heer A.H. Kloos, tweede voorzitter van het nvv, vind ik min-