Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dochter des visschers (1855)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dochter des visschers
Afbeelding van De dochter des visschersToon afbeelding van titelpagina van De dochter des visschers

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.91 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dochter des visschers

(1855)–Jan Baptist Antoon van Rotterdam–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 61]
[p. 61]

V.

Sedert het vertrek van Simon, viel er niet veel byzonders voor in het kleine huisken, dat door zyne moeder en vroeger ook door hem werd bewoond. De weduwe van Jakob Bambeke leefde zoo zuinig mogelyk van de vyfhonderd franks die haer zoon haer by zyn vertrek had gelaten; want aen werken viel er voor haer niet veel te denken.

Wel waren er eenige goedhertige lieden, die, uit medelyden, haer somtyds het een of ander te breijen of te spinnen brachten; maer het meerendeel der inwooners van de Panne waren byna zoo arm als zy, zoodat zy meesttyds genoodzaekt was in hare wooning met de armen overeen te blyven zitten. Nu was zy ook meer dan eens er op bedacht geweest om met zwaerder werk, zoo als by voorbeeld veldarbeid,

[pagina 62]
[p. 62]

iets te mogen verdienen; maer in die hoop zag zy zich ook te leur gesteld, en licht zal men zulks begrypen, wanneer men zich herinnert, hoe het met de visschery geschapen stond. Immers, daer deze nyverheidstak gansch verkwynde, liepen er honderde arme visschersgezellen ledig, en elk hunner beyverde zich om het meest, ten einde met iets anders het karig bestaen te verdienen. Dit maekte dat de boeren van Adinkerke en der overige stranddorpen niet alleen goed voorzien waren van arbeiders, maer er zelfs veel te veel hadden.

De goede vrouw was hierom wel niet ongelukkig; maer toch rolde er dikwyls, wanneer zy een penning van den hoop afnam, onwillig eene traen langs hare kaken; niet omdat zy zag dat de som allengs verminderde en er haer ten langen leste niets meer van den bloedprys haers zoons zou overschieten; maer wel omdat zy dan telkens aen haren Simon dacht, aen het kind dat haer zoo lief en waervan zy thans gescheiden was, zonder dat zy wist of zy het nog wel ooit zou wederzien. De weduwe van Jakob Bambeke kloeg hierover aen niemand; maer in stilte, afgezonderd van elkeen, weende zy meermalen om de afwezigheid van Simon, haren dierbaren schat.

Niettegenstaende Dorothea, het lieve blonde visscherskind, zich ook onuitsprekelyk bedroefde om het vertrek haers hertenvriends, toch heerschte er meer opgeruimdheid en weelde in het huis haers vaders. En hoe toch kon dit anders? De reeder van den ouden Bout was niet

[pagina 63]
[p. 63]

alleen een welgesteld man, die, ofschoon zyne nyverheid nu al geene winst aenbracht, er toch niet wilde toe besluiten zyne visschersgezellen af te danken; het was een van die weinige goede ryke lieden die denken: - Die arme menschen hebben my in betere dagen veel geld doen winnen, daerom ook wil ik hun thans het eenig middel dat zy bezitten om in hun bestaen te voorzien, niet ontnemen. - Bout behield dus zyne plaets en met haer bleef ook zyne vroegere opgeruimdheid hem by.

Wanneer de oude zeerob te huis was, had Dorothea zoo veel werk, dat zy waerlyk geen tyd had om ergens aen te denken; want buiten haer huishouden, moest zy dan nog de kleederen haers vaders wasschen en in orde brengen, tegen dat hy weêr terug met zynen ventjager zou in zee steken. Maer de werkzame visscher verbleef toch weinig te huis; het meerendeel van zyn leven sleet hy op den grooten plas, en soms verliepen er dagen, ja gansche weken, vooraleer hy in het gehucht de Panne terug keerde. In zyne afwezigheid had Dorothea niet veel te verrichten; want daer zy dan voor niemand dan voor zichzelve had te zorgen en zy zich met weinig tevreden hield, vond zy er vermaek in, hare ledige uren by Simons moeder te gaen overbrengen.

Het zal u niet verwonderen dat het goed meisjen byna dagelyks met haer naei- of breiwerk in de hand hare wooning verliet, om in dit ander huisken dat tegenover het hare, in de enge steeg van het ge-

[pagina 64]
[p. 64]

hucht de Panne gelegen was, een bezoek by de weduwe van Jakob Bambeke te gaen afleggen. Wat de oude vrouw en de dochter van Bout Dillewyns elkander dan altemael vertelden, zal ik u niet zeggen; want licht begrypt gy, dat zy zich toch niet met eene, maer wel met velerhande zaken bezig hielden. Nogthans spraken zy byna dagelyks over Simon en zyn zoo spoedig vertrek; dan telden zy op hoeveel dagen en weken hy reeds afwezig was en hoeveel tyds er nog wel zou verloopen vooraleer hy zou terugkeeren. Simons moeder en Dorothea vonden dan dat de tyd verschrikkelyk lang duerde, zoo lang, dat elke maend sints het vertrek van den jongen visscher hun wel een jaer scheen.

- En twee lange jaren zal hy weg blyven, vooraleer hy in het gehucht zal terugkeeren, - zuchtte dan telkens de maegd zoo droevig, dat meer dan eens, van weemoed, hare blauwe oogappelen er zoo waterachtig uitzagen, als of de tranen gereed stonden om over hare wangen te rollen.

En dan liet de weduwe van Jakob Bambeke er byna altoos op volgen:

- Twee jaren!... zeker is het lang!... en daerby, wie weet!... wie weet!...

- Wat!... wat wilt gy zeggen, moeder Amelberga? - vroeg Dorothea dan angstig.

- God weet, keert hy nog wel ooit weder, kind!

- Zwyg, moeder! zwyg!... - snikte op zulke oogenblikken het

[pagina 65]
[p. 65]

meisje, terwyl zy hare armen rond den hals der oude vrouw strengelde en haer hoofd tegen hare borst liet zakken.

Haddet gy op zulke stonden kunnen zien, hoe de tranen over de wangen der beide vrouwen biggelden, waerlyk, gy hadt niet kunnen zeggen wie van haer het meest noodig had te worden getroost. Toch was het altoos Dorothea, die het eerst hare oogen met den voorschoot droog veegde, en zooveel het in hare macht was, de smert van de moeder haers vriends trachtte te lenigen.

- Kom, kom moeder, - zegde zy dan, - ween niet; ik ook, ik ween niet meer; het is eene gekheid! Alle die tranen helpen toch tot niets. Alles genomen, zyn twee jaren toch geene eeuwigheid! Reeds zooveel weken zyn er heen; nog een weinig geduld; Simon zal toch ten langen leste van zyne verre overzeesche reize terugkeeren. Dagelyks lees ik voor zyn behoud een Roozekrans; God, myn hert zegt het my, zal hem beschermen en dan zullen wy allen nog eens gelukkig zyn!

Zoo verliepen er dagen en weken, ja zelfs maenden, zonder dat er zich iets byzonders voordeed dat de geschiedenis der twee huiskens uit de enge steeg van het gehucht de Panne eenig belang kwam byzetten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken