Scilla
(1966)–Lukas Rotgans– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |
Twede bedryfEerste toneel
Ismene, Arsinoë, Mentor
mentor
385[regelnummer]
GY kunt in dit vertrek, prinses, myn heer verbeiden.
Ik zal uw vader naar een andre plaats geleiden.
Dit heeft myn koning my geboden, die hem wacht.
Ik volg myn last. de staat, waar in gy zyt gebragt
Door 't nootlot, eischt geduldt. vertroost u met de Goden.Ga naar voetnoot389
ismene
390[regelnummer]
Ik heb die lessen van een vyandt niet van noden.Ga naar voetnoot390
| |
Twede toneel
Ismene, Arsinoë
arsinoë
Bestraf hem niet, hy schynt bewogen met ons wee.
ismene
Ik houde een vyandts troost verdacht, Arsinoë.
Die heuschheit is geveinst. 't gemaakte mededogen,Ga naar voetnoot393
Dat meest uit schimplust spruit, staat walglyk in myne oogen.
395[regelnummer]
Nu gaat Alkathoë te grondt door muitery.
Zoo stort de hooftzuil in van Nizus heerschappy.
ô Goude staf! ô kroon, die, met uw valsche straalen,
Der vorsten oog verblindt in opgepronkte zaalen;
| |
[pagina 45]
| |
Bedriegelyke zon! ô schynbeeldt van 't gezag!Ga naar voetnoot399
400[regelnummer]
Hoe schielyk daalt uw glans op 't schoonste van den dag!
ô Speeltuig van 't geval! vergankelyke gaaven!Ga naar voetnoot401
Die uw bezitters maakt van koningen tot slaaven;Ga naar voetnoot402
Gy, die de zinnen boeit, en in uw strik verwart,
Verleidende ydelheit, ik wraake u in myn hart!Ga naar voetnoot404
405[regelnummer]
Hy, die noch gistren zat verheven op zyn zetel,
Valt heden in de magt eens vyandts, die vermetel
Hem dreigt met slaverny: dies noeme ik in myn druk
De wisselvalligheit een schaduw van 't geluk.Ga naar voetnoot408
Ondankbre landgenoot! lafhartige soldaaten!
410[regelnummer]
Die trouweloos de zy des konings hebt verlaaten,
Die hem en 't gansche hof den tempelroof verweet,Ga naar voetnoot411
Verbreekt gy dus uw woordt en diergestaafden eedt?
Zocht hy der Goden vloek op zynen hals te laaden?
Zou hy zyn eige kroon, zyn huis, zich zelf verraaden?
415[regelnummer]
Waar meê verbloemt gy dit, verdoolde burgery,Ga naar voetnoot415
Dat gy uw vorst verdenkt in uwe razerny?
Maar gy, ô tempeliers! vervreemt van mededogen,Ga naar voetnoot417-22
De goutzucht heeft op u, ô huichelaars! vermogen;
Gy hebt dit heiligdom gedraagen uit de stadt,
420[regelnummer]
En Minos aangeboôn, betovert door zyn schat:
Vergeldt gy zoo den dienst eens konings, die voordezen
U zoo veel gunsten, als een vader, heeft beweezen!
Hoe stak zyn vroomheit uit by d' opperheerschappy!
Gerechtigheit zat op den rykstroon aan zyn zy:
425[regelnummer]
Hy wou haar evenaar nooit lichten noch bezwaaren:Ga naar voetnoot425
| |
[pagina 46]
| |
Dies vlochtze een krans van eere om zyne gryze haaren.
Hy strafte nimmer quaadt, door wraakzucht aangeprest,
Maar volgens billikheit, en voor 't gemeene best.Ga naar voetnoot428
Hoe heeft hy zyn verbondt, in hachelyke tyden
430[regelnummer]
Met vriendt of bontgenoot geslooten onder 't stryden,
Bezegelt met het merk van zyn stantvastigheit!
De luister van zyn deugdt, de wereldt door verbreidt,
Blonk als de middagzon in 't oog der nagebuuren.
Nu hebt gy dezen heldt, ô burgers, uit uw muuren,
435[regelnummer]
Geschantvlekt en gehoont, verdreeven in 't gezigtGa naar voetnoot435
Van Minos legertent. Arsinoë, zoo zwicht
De reden voor geweldt.Ga naar voetnoot437
arsinoë
Het Oproer stopt zyne ooren,
En weigert om 't bewys der onschuldt aan te hooren.
Maar gy verdenkt, mevrou, den priesterlyken staat.Ga naar voetnoot439
440[regelnummer]
Beticht die mannen niet met zulk een gruwzaam quaadt.Ga naar voetnoot440
Gy zoudt hunne achtbaarheit door dat vermoeden krenken.Ga naar voetnoot441
ismene
De zaak is twyfelbaar. wat zal, wat kan ik denken?Ga naar voetnoot442
Zy hebben 't weiflent volk tot muiten opgemaakt,Ga naar voetnoot443
De vlam ontstoken, die zoo vinnig woedt en blaakt.
arsinoë
445[regelnummer]
Toen d' opperpriester, die in 't heiligdom mogt treden,
Alleen, en zonder meer gevolg van minder leden,Ga naar voetnoot446
In 't krieken van den dag, naar onze tempelwet,
| |
[pagina 47]
| |
Zyn voeten in 't portaal der hofkerk hadt gezet,
Zag hy 't geheiligt Schildt niet boven 't altaar hangen;
450[regelnummer]
Was 't wonder, dat hy wierdt van schrik en angst bevangen?
Hy vloog al beevende, met een verbleekt gelaat,
Al hygende in den drang der burgren op de straat.
Heeft toen zyn klagt gewerkt op 't hart der lantgenooten;
't Is uit ontsteltenis, en niet uit arg, gesprooten.Ga naar voetnoot454
ismene
455[regelnummer]
Dat zy zoo 't wil. hebt gy van Scilla niets gehoort?
Zy zal in 't oproer zyn mishandelt en vermoordt.
Moet ik myn zuster noch in dezen staat beklaagen,Ga naar voetnoot457
Haar doodt beschreien in onze algemene plaagen?Ga naar voetnoot458
Een zuster, my zoo waardt als d'appel van myn oog,
460[regelnummer]
Myn hart- en bloetvriendin! ô Goden, die omhoog
Haar schuilplaats weet, ontdekt aan my de dode leden;
Dat ik haar schim voldoe door offerplegtigheden,Ga naar voetnoot462
Het koude lyf by 't vier op myne schoudren breng',
De lykasch draage in 't graf, en met myn traanen meng'.
arsinoë
465[regelnummer]
Wy hebben lang den tijdt, gelijk gy weet, gesleeten
Met zoeken; maar vergeefs. Dorize, nat bekreeten,
Heeft neffens my gedraaft de straaten op en neêr,Ga naar voetnoot467
Ook met ons lyfgevaar.
ismene
Helaas! zy leeft niet meer.
Ik ken haar moedig hart. zy zocht gewis dit muiten,
470[regelnummer]
Door kinderpligt gewekt, met haar gezag te stuiten.Ga naar voetnoot470
Zy wierdt weleer van 't volk bemint en hoog geacht.
Nu heeft de moordersklaauw haar deerlyk omgebragt.
| |
[pagina 48]
| |
arsinoë
Hou moedt. ik hoop zy zal voor uw gezigt verschynen,Ga naar voetnoot473
En uwe zorg en vrees door haare komst verdwynen.
| |
Derde toneel
Minos, Ismene, Arsinoë, Mentor
minos
475[regelnummer]
Mevrou, gedoog dat ik u groete in deze tent.
't Geluk heeft ongenoodt zich aan myn zy gewendt.Ga naar voetnoot476
Een onverwacht geval heeft door uw nederlaagenGa naar voetnoot477
En burgerlyken twist dit ryk ons opgedraagen.Ga naar voetnoot478
'k Geniet een dubble gunst van 't lot. ik triomfeer,
480[regelnummer]
En zonder heldenbloet te plengen door myn speer.
Noch ben ik by die gunst verpligt aan 's hemels zegen,Ga naar voetnoot481
Dat ik Ismene door dat toeval heb verkreegen:
Want door uw schoonheit, die de gansche wereldt viert,Ga naar voetnoot483
Wordt myne lauwerkroon verheerlykt en versiert.
ismene
485[regelnummer]
Gy quetst myne ooren, door uw krygstriomf te noemen,Ga naar voetnoot485-89
En op myn schoonheit, by die zege, hoog te roemen:
Want zoo zy uw triomf, ô Minos, evenaart,
Dan is zy dezen lof, dien gy haar geeft, niet waardt.
Vaarwel.
| |
[pagina 49]
| |
Vierde toneel
Minos, Mentor
mentor
DAt antwoordt, uit een vluggen geest gesprooten,
490[regelnummer]
Heeft uw beleeft onthaal terstont voor 't hoofdt gestooten,Ga naar voetnoot490
Haar fierheit, door geen ramp noch tegenspoedt bepaalt,Ga naar voetnoot491
Heb ik u dezen dag naar 't leven afgemaalt.Ga naar voetnoot492
minos
Die fierheit is een blyk van haar geduldig lyden.Ga naar voetnoot493
Gelyk de dwaazen zich in voorspoedt hoog verblyden,Ga naar voetnoot494-95
495[regelnummer]
En uitgelaten zich verheffen in 't geluk,
Zoo bukt een wyze ziel gematigt onder 't juk.Ga naar voetnoot496
mentor
Haar hovaardy verkleent uw zege boven maaten.
minos
Zy vonnist als 't behoort. zou ik haar daarom haaten?Ga naar voetnoot498
Neen zy verzaakt geensins de deugden van haar' stam.
mentor
500[regelnummer]
Ik vrees, gy zult eerlang u zengen aan die vlam.Ga naar voetnoot500
minos
Laat ons die redenen, die my verveelen, staaken.Ga naar voetnoot501
Maar zal myn wichelaar het offer vaardig maaken?Ga naar voetnoot502
| |
[pagina 50]
| |
Androgeos schreeuwt wraak in 't vaderlyk gemoedt.
Ik zie de bleeke schim, bepurpert met zyn bloet,
505[regelnummer]
Gedurig voor myn oog, terwyl de wonden gaapen.
Hy komt my nacht op nacht ontrusten onder 't slaapen.
'k Zal, door zyn vyandts bloet te wyden aan de Gôon,Ga naar voetnoot507-08
Zyn asch verzoenen, eer ik treede op Nizus troon.
mentor
De priesters zullen uw bevelen straks voltrekken.Ga naar voetnoot509
510[regelnummer]
Maar wie zal d'offerhande op 't wraakaltaar verstrekken?Ga naar voetnoot510
minos
Een man uit Nizus hof van hoogen staat en eer.Ga naar voetnoot511
Hebt gy gezegt, dat ik hem wacht?Ga naar voetnoot512
mentor
Hy komt, myn heer.
| |
Vijfde toneel
Minos, Nizus, Fokus, Mentor, Agénor, Lyfwacht
minos
Ik heb u eindelyk, ô vorst, door 's hemels zegen,
Na zulk een lang beleg, in myne magt gekregen.
515[regelnummer]
De reden van den kryg is u genoeg bewust.Ga naar voetnoot515
Een opgedronge wraak voerde ons aan deze kust.
Een vader kan niet licht een' kindermoordt vergeeten.
| |
[pagina 51]
| |
't Gerucht heeft overal dien gruwel uitgekreeten,Ga naar voetnoot518
En zoo veel vorsten, om een zaak van dat gewigt,
520[regelnummer]
Met wapens in de vuist, aan myn belang verpligt.Ga naar voetnoot520
Anafe en 't laag Mikoon' versterkten myne vaanen;Ga naar voetnoot521-23
En Paros volgde my met strydbaare onderdaanen,
Serifon, en Cimool, door krytgebergt vermaardt,
Verbonden zich met eede aan myn rechtvaardig zwaardt.
525[regelnummer]
Zoo trok ik met gevolg van vrienden en gebuuren,
En plantte voor Athene en Egeus hooge muurenGa naar voetnoot526
Myn purpre wraakbanier: want Egeus lantgenootGa naar voetnoot527
Hadt met uw hoveling Androgeos gedoodt.Ga naar voetnoot528
De roem van zyne jeugdt, zelfs in uw ryk verheven,
530[regelnummer]
Stondt in 't Olimpisch stof verheerlykt en beschreeven:Ga naar voetnoot530
Daar hadt hy reis op reis den worstelprys behaalt,
En door zyn vaardigheit in 't perk gezegepraalt.
Dit kon uw adel noch 't Atheensche hof gedoogen;
Tot eindelyk de nydt, zoo krachtig van vermogen,
535[regelnummer]
Door een verraders dolk den heldt heeft omgebragt:
En gy, ô vorsten, hebt die moorders niet geslacht,
Maar 't gastvry recht gehoont. dies most ik, als een vader,Ga naar voetnoot537
U straffen door myn zwaardt, in plaats van dien verrader,
Of zoo veel schelmen, die meêdeelden in dat feit.Ga naar voetnoot539
540[regelnummer]
Nu heb ik voor Atheen' den eersten grondt geleit
Van myn gerechte wraak, die niemant zal verschoonen.Ga naar voetnoot541
| |
[pagina 52]
| |
De koning is verpligt my zeven jonge zoonen,
En zoo veel dochters toe te zenden jaar op jaar,Ga naar voetnoot543
Tot spys van 't monster dat ik in myn ryk bewaar.Ga naar voetnoot544
545[regelnummer]
By loting zullen zy vertrekken naar myn stranden.
Myn bouheer, Dedalus, vermaardt door alle landen,
Die, vluchtende uit zyn hof, by my zyn vryheit zocht,Ga naar voetnoot547
Maakt vast een doolhof by de poort voor dit gedrogt.Ga naar voetnoot548
Dat sloot ik met Athene; en wat ik heb beschorenGa naar voetnoot549
550[regelnummer]
Voor u, of voor uw hof, zult gy noch heden hooren.
nizus
Ach! Egeus heeft uw handt dat gruwzaam moortverbondt
Getekent voor uw wal daar Minos leger stondt?
En most uw pen, ô ramp! dat bloedig opzet styven?Ga naar voetnoot553
Maar heeftze niet gedwaalt in 't vonnis t' onderschryvenGa naar voetnoot554
555[regelnummer]
Van deze onnoosle jeugdt, en bondertmaal gemist?Ga naar voetnoot555
Wordt dus Androgeos gewroken, en de twistGa naar voetnoot556
Door moordt op moordt beslecht? doorluchte nagebuuren,
Hoe zal de weegalm zich verheffen uit uw muuren,
Wanneer die tol verschynt!Ga naar voetnoot559
fokus
Kon Thezeus, zoo vermaardt
560[regelnummer]
Door 't onderbrengen van gedrogten door zyn zwaardt,Ga naar voetnoot560
Wiens moedt en dapperheit de wereldt is gebleeken,
Aan dat vervloekt verbondt gerust zyn zegel steeken!
| |
[pagina 53]
| |
Gy hebt gansch Marathon, ô heldt, van roof bevrydt,Ga naar voetnoot563-73Ga naar voetnoot563
Den stier in 't bloet versmoort en aan Diaan gewydt.Ga naar voetnoot564
565[regelnummer]
Het everzwyn, gewoon den akkerman te plaagen,Ga naar voetnoot565
Legt voor Korinthe door uw dappre vuist verslaagen.
Gy hebt den rover door uw sabel neêrgevelt,Ga naar voetnoot567
En Epidaurus volk gerukt uit zyn geweldt.
Megare wierdt bevrydt van Sciron door uw degen:Ga naar voetnoot569
570[regelnummer]
Daar zingt de reiziger uw daaden langs de wegen.
Door u wierdt Cercion, ja Scinis, die zo wreedtGa naar voetnoot571
Den pynboom in het woudt met lyken heeft bekleedt,
Manhaftig afgemaakt: en moet gy nu gehengen,Ga naar voetnoot573
Dat een vervloekt gedrogt uw burgers om zal brengen?
575[regelnummer]
Maar hoe! waar dwaale ik heen? dit vonnis, brave heldt,
Is in uw afzyn voor uw vaders muur gevelt,Ga naar voetnoot576
En in de vierschaar van de wraakzucht uitgesproken.Ga naar voetnoot577
Gy zult, wanneer gy keert, dat hofgedrogt bestookenGa naar voetnoot578
Met uw gevreesden arm, daar 't in zyn moorthol woedt;
580[regelnummer]
Eer 't zich te barste zwelgt in Egeus burgerbloet.Ga naar voetnoot580
Myn vriendt en bontgenoot, keer van uw heldentogten,
Gy hebt al eer genoeg van oordt tot oordt bevochten.
| |
[pagina 54]
| |
nizus
Ik heb uw redenen met aandacht aangehoort:Ga naar voetnoot583
Maar dat gy my beticht, ô Minos, met een moordt,Ga naar voetnoot584
585[regelnummer]
Aan uw, Androgeos begaan, heeft my verdrooten.
Hoe is dit feit verricht? wie heeft uw zoon doorstooten?
Of waar is 't gastvry recht bevlekt door 't moortgeweer?Ga naar voetnoot587
Was 't in Alkathoë, of Attika, myn heer?Ga naar voetnoot588
minos
In Attika; maar door uw grooten of hun zoonen:Ga naar voetnoot589
590[regelnummer]
En gy dorst in uw hof dien gruwel noch verschoonen.Ga naar voetnoot590
nizus
De schennis was my niet gebleeken naar den eisch:Ga naar voetnoot591
Ik heb haar onderzocht, maar doolde reis op reis.
minos
Gy hebt geen recht gepleegt, maar wierdt door gunst bewogen.Ga naar voetnoot593
Gy zaagt niet. neen. gy hieldt de vingers voor uwe oogen.
nizus
595[regelnummer]
Schoon gy myn deugden door uw lastertaal veracht,
Ik houde een rein gemoedt, en heb myn pligt betracht.
minos
Waar zyn ze, die men hieldt verdacht, in 't endt gebleeven?
| |
[pagina 55]
| |
nizus
Een schielyk overval heeft hun berooft van 't leven.Ga naar voetnoot598
Gy kunt u wreeken aan de lykasch, zoo 't u lust:Ga naar voetnoot599
minos
600[regelnummer]
Door zulke vonden wierde ik nooit in slaap gesust.Ga naar voetnoot600
'k Zal 't op geen dooden maar op levenden verhaalen.
Gy zyt in myn gewelt. ik kan dien trots bepaalen.Ga naar voetnoot602
nizus
't Is waar, het nootlot heeft ons in uw handt gebragt.
Ons leven en de doodt staan heden in uw magt.
605[regelnummer]
Gy kunt uw zoon op my of op myn kindren wreeken.
Maar dat wy schuldig zyn, is nimmer u gebleeken:
Ik wil myn onschuldt niet betuigen, om dat ik,
Gelyk een blode, voor uw dreigementen schrik.
Veroordeel 't lyf: ik zal uw vonnis onderschrijven:
610[regelnummer]
Maar tracht de zuivre ziel geen schantvlek aan te vryven.
Gy hebt veel vorsten, als gy zegt, in deze zaak,
Door uw rechtvaardig staal, verbonden tot de wraak:Ga naar voetnoot612
Maar hoe veel hoven hebt gy weêr aan andre kantenGa naar voetnoot613
Vergeefs gevryt door uw verzoekschrift en gezanten?Ga naar voetnoot614
615[regelnummer]
'k Zwyg van Oliaros, Didime, en Pepareet,Ga naar voetnoot615
En andre, die u volk ontzeiden, als gy weet:Ga naar voetnoot616
Alleen Enopië zal my bewyzen geeven,Ga naar voetnoot617
| |
[pagina 56]
| |
Daar koning Eakus ten rykstroon zit verheven,Ga naar voetnoot618
Hoe gy vergeefs zyn hulp verzocht in dit geval:Ga naar voetnoot619
620[regelnummer]
Die vroome vorst, wiens naam oneindig leeven zal,Ga naar voetnoot620
Die zoo rechtvaardig heerscht in oorlog en in vrede,Ga naar voetnoot621
Bleef doof voor uw verdichtte en ongegronde rede:Ga naar voetnoot622
Hy wist wel dat uw zoon gedoodt was in 't geschil;
Maar tegens Egeus last, en zonder Nizus wil;
625[regelnummer]
Ja dat elk, in zyn hart ontroert door 't vinnig moorden,Ga naar voetnoot625
Als rechter 't feit vervolgde in zyn gebiedt en oorden.Ga naar voetnoot626
minos
Maar waarom niet gestraft, gelyk ik heb gezegt?
nizus
Men heeftze menigmaal gedagvaart voor 't gerecht:
Zy bleeven by hun stuk stantvastig in 't ontkennen.Ga naar voetnoot629
minos
630[regelnummer]
Zoo mag men 't gastvry recht uit nydt met moorden schennen,Ga naar voetnoot630
En blyven ongedoemt door zyn hartnekkigheit?Ga naar voetnoot631
nizus
My walgt die woordentwist. ik heb genoeg gepleit;
En wacht kloekmoedig af wat my zal overkomen.
Hebt gy tot ons bederf myn vesten ingenomen,Ga naar voetnoot634
635[regelnummer]
Myn levensrampen gaan met lydtzaamheit gepaart.
| |
[pagina 57]
| |
't Geluk stemt zelden met de reden, maar verklaartGa naar voetnoot636
Zich meest ten voordeel van onwaarde gunstgenooten.Ga naar voetnoot637
Het voert u op den troon, daar 't my heeft afgestooten.
Maar niets bekragtigt meer de werking van 't geduldt,Ga naar voetnoot639
640[regelnummer]
Dan een gerust gemoedt en lyden zonder schuldt.
fokus
Gy hebt myn hart geraakt, ô Nizus, door de reden.Ga naar voetnoot641
Hoe dwaas hebt gy 't gezag van dezen heldt vertreden,
Verblinde burgery! ach! ongelukkig landt,
Hoe braaf heb ik uw recht verdedigt door myn handt!
645[regelnummer]
Hoe menigmaal heb ik, by 't hevig overvallen,
De ladders met myn vuist geslingert van de wallen,
Den stormeling by 't haar getrokken in de vest,Ga naar voetnoot647
't Schoorvoetent oorlogsvolk gemoedigt en geprest,
Myn vyandt voor de poort gedwongen om te wyken,
650[regelnummer]
En Minos legerplaats bezaait met doode lyken!
Hoe heb ik om den muur gezwurven in den nacht;
En storm en hagel op myn harnas afgewacht,
Of op myn beukelaar, omringt van oorlogsknaapen,Ga naar voetnoot653
Vermoeit en afgeslooft, in 't bloedig stof geslaapen!
655[regelnummer]
ô Hemel, die myn kracht verdubbelde onder 't slaan,Ga naar voetnoot655
Gy zyt getuige wat myn sabel heeft gedaan,
En hoe ik voor de zaak van Nizus heb gestreden:
Nu wordt zijn recht verdrukt, door't wufte graauw vertreden.Ga naar voetnoot658
Ja, Minos, schoon uw hart alree van hoogmoedt zwelt,
660[regelnummer]
Verraadt heeft u gedient: nooit hadt uw krygsgeweldt,
Versterkt, gelyk gy roemt, met vreemde veltstandaarden,Ga naar voetnoot661
En buitelantsche magt, by 't schitteren der zwaarden,Ga naar voetnoot662
In 't stryden voor de vuist, getriomfeert in 't veldt.
| |
[pagina 58]
| |
minos
Ik pryze uw dapperheit, en eere u, als een heldt,
665[regelnummer]
Die dezen lof verdient door 't zwaajen van zyn degen:
Maar dat ik door verraadt dit voordeel heb verkreegen,
Ontken ik: want ik heb uw volk niet omgekocht,
Maar steets myn glori door de wapenen gezocht.
Men heeft voor my de poort, doch ongevraagt, ontslooten.
fokus
670[regelnummer]
Dit oproer is alleen uit tempelroof gesprooten.Ga naar voetnoot670
De burgerlyke trou voor Nizus ryksgezagGa naar voetnoot671
Is in dit lang beleg gebleeken dag op dag.
Onze eige krygsmagt en de hulptroep der gebuuren
Heeft lang met bloet den eedt bezegelt op de muuren.
675[regelnummer]
Elk draafde op myn bevel en wenken in den strydt.
Maar toen ons 't heilig Schildt, voor 't offervier gewydt,
En jaar op jaar geviert met hondert plegtigheden,Ga naar voetnoot677
Ontvreemt was, wierden wy van 't muitent volk bestreden.
Het opgehitste graauw schoof ongegrondt en valsch
680[regelnummer]
Het gansche hofgezin dien gruwel op den hals.Ga naar voetnoot680
Hier holp geen dreigement, geen reden, geen verschooning,Ga naar voetnoot681
Noch opperheerschappy. de tempelier wierdt koning,Ga naar voetnoot682
En voerde 't hooftgezag op 't burgerlyk gemoedt.Ga naar voetnoot683
nizus
Men heeft myn staf gehoont, vertreeden met den voet.Ga naar voetnoot684
685[regelnummer]
Een uitgelaaten hoop drong in myn hof van buiten.Ga naar voetnoot685
De zaal verstrekte my een kerker onder 't muiten.Ga naar voetnoot686
| |
[pagina 59]
| |
Myn lyfwacht, die zoo trou de hofpoort hadt bewaakt
Wierdt in dat oproer voor myne oogen afgemaakt.
d'Een hadt alreê verwoedt den moortpriem opgeheven,Ga naar voetnoot689
690[regelnummer]
Om my den doodsteek in myn dochters arm te geeven.
Een ander muiteling, verbastert van zyn pligt,
Spoog onder dat gewoel my vloekende in 't gezigt.
Een ander wou zich op myn schat en rykdom wreeken,
En dreigde met zyn toorts 't paleis in brandt te steeken.
695[regelnummer]
De plonderaar drong door, en staaroogde op den buit,
En vloog, geladen met myn pracht, de hofpoort uit.
Dit is ons dezen dag, ô Minos, wedervaren.
minos
Maar wien verdenkt gy?
nizus
't Hoofdt der priesterlyke schaaren
Hadde ik den ingang in myn hofkapel betrout,
700[regelnummer]
En zonder meer gevolg. gy kent de kracht van 't gout.Ga naar voetnoot700
minos
Beticht dien priester niet, gy zyt hier in bedrogen.
Maar 't Schilt, daar gy van spreekt, heb ik in myn vermogen.
Men heeft dat heiligdom in myne tent gebragt;
En zonder dat ik op dat middel heb gedacht.
705[regelnummer]
Ik zweer u Nizus by de magt van onze Goden,Ga naar voetnoot705
By hunne altaaren, hunne orakels en geboden,
Dat ik onschuldig ben in dezen tempelroof.
nizus
Uw openhartigheit eischt dat ik u geloof.
Maar kent gy hem, van wien gy 't Heilschildt hebt ontfangen?
| |
[pagina 60]
| |
minos
710[regelnummer]
Neen, prins, maar d'oorzaak van uw ramp houde ik gevangen.Ga naar voetnoot710
Die kan ik u aanstonts vertoonen, zoo 't u lust.
nizus
Wel aan.
Minos luistert Agénor iets in 't oor die daar op naar binnen gaat.
minos
Gy zult haar zien.
nizus
Dit stelt mijn hart gerust.Ga naar voetnoot712
Laat my in dezen staat noch eene beê verwerven,Ga naar voetnoot713
Dan zal ik, welvoldaan, voor myne muuren sterven.
715[regelnummer]
Gy weet, waar toe de wraak my door dien roof verpligt.
Vergun my, dat ik hem doorstoote in uw gezigt.Ga naar voetnoot716
fokus
Bevlek uw handen niet. laat my de gunst genieten,
Dat ik 't meinedig bloet, ô Minos, mag vergieten.
Die gunst verwacht ik van uw edelmoedigheit:
720[regelnummer]
Zy stemt in myn verzoek, en vloekt dit eerloos feit.Ga naar voetnoot720
Laat dan een offer voor Androgeos bereiden,
En my voor 't oog van 't heir naar 't wraakaltaar geleiden:
Daar zal ik d'offerbyl noch kussen, en vol moedt
De doodbus van uw zoon verzoenen door myn bloet.Ga naar voetnoot724
mentor
725[regelnummer]
Zy nadert.
| |
[pagina 61]
| |
Zesde toneel
Minos, Nizus, Fokus, Scilla, Dorize, Mentor, Agénor, Lyfwacht
Nizus,
Scilla ziende
Ach! ik schrik!
fokus,
Scilla ziende
Waar voert ons 't nootlot heene!
nizus
Myn dochter, groote Goôn!
fokus
De zuster van Ismene!
minos,
tegen 't gevolg
Laat ons alleen. geleidt de vorsten naar 't vertrek.
| |
Zevende toneel
Minos, Scilla, Dorize
minos
Ik sta verstomt, en schrik, daar ik uw naam ondek.Ga naar voetnoot728
Hebt gy Alkathoë verraaden en uw vader?
scilla
730[regelnummer]
Gy treedt te rug, myn heer. neen, Minos, kom vry nader.
Gy deisde niet, toen ik, door 't Godtgewyde pandt,Ga naar voetnoot731
U Nizus rykstaf schonk, en kroonde met myn handt.
| |
[pagina 62]
| |
Of vreest gy, dat ik u de kroon weêr zoek t'ontrukken?
Ik tracht haar vaster op uw vorstlyk hoofdt te drukken.
735[regelnummer]
Dies wyk niet voor een vrou, die u zoo dier verpligt.Ga naar voetnoot735
Ontstelt, nu gy my kent, myn byzyn uw gezigt?
minos
Ik weet niet, of ik waake of droome in die vertoning.
Wat wacht gy voor dien dienst? wat giften, wat beloning?
Hadt ik aan u verdient, dat ik die gunst genoot?
740[regelnummer]
Gy voert my op den troon, uw vader in zyn doodt.
scilla
Kan ik de redenen, waar door ik wierdt bewoogen,Ga naar voetnoot741-48
Niet melden met myn mondt, zoo lees haar uit myne oogen.
minos
Gy spreekt een duistre taal.
scilla
Gy ziet, maar houdt u blindt
minos
Ik vat uw mening niet.Ga naar voetnoot744
scilla
Hebt gy dan nooit bemint?
| |
[pagina 63]
| |
minos
745[regelnummer]
Gy mint my dan?
scilla
Helaas! kan ik my klaarder uiten?
Gy vergt my woorden, die door maagdeschaamte stuiten
Op myne ontroerde tong; daar gy in dezen staat
't Geheim van myne ziel ontdekt uit myn gelaat.
Zult gy nu dankbaar zijn? zal ik myn loon verwachten?
750[regelnummer]
Erken den dienst, en schenk...Ga naar voetnoot750-52
minos
Ik zal myn pligt betrachten:
En mogelyk zult gy aanschouwen dezen dag,
Prinses, hoe veel de min op myn gemoedt vermag.
Vaar wel.
| |
Achtste toneel
Scilla, Dorize
scilla
Wat zal ik van dat duister antwoordt denken?
dorize
Ach! die verklaring zal uw eer en aanzien krenken,Ga naar voetnoot754
755[regelnummer]
Zoo Minos u veracht. wat hebt gy uitgevoert?Ga naar voetnoot755
scilla
Myn hart, Dorize, door zyn koel onthaal ontroert,Ga naar voetnoot756
Voorzegt zyn weigering. die trotse zal my hoonen,
En tegens myne min zich zelf afkeerig toonen.
Getrouwe, geef my raadt.
| |
[pagina 64]
| |
dorize
Ik weet geen raadt, mevrou.
760[regelnummer]
Ik ben zelf hopeloos, en deele in uwen rou.Ga naar voetnoot760
Men spreekt van offeren. ik vrees voor zwarigheden.
scilla
ô Goden! wordt gy ooit bewoogen door gebeden,
Ziet neder uit uw' troon, verlost my van myn smart
Door een gewenschte doodt, of schenkt my Minos hart.
Einde van het twede bedryf
|
|