Goethe in Dachau. Literatuur en werkelijkheid
(1946)–Nico Rost– Auteursrecht onbekend[Maart 1945]1 Maart's Middags weer in Stube 4 van het ‘Scheisserei-block’ geweest. Ik moest den Pfleger hebben, die achter in de Stube bezig was, maar kon het in deze lucht niet langer dan vijf minuten uithouden. Alles ruikt hier naar uitwerpselen, naar urine, naar bevuilde lakens en natte matrassen. Vanaf de bovenste bedden druipt de urine naar beneden.... en niet alleen urine! Het sijpelt door in de beneden-rijen, waar ze ook in natte bevuilde bedden liggen. Ergere ellende is niet denkbaar...... De meeste zieken hier hebben geen weerstand meer. Ze liggen stil voor zich uit te staren, laten alles loopen en wachten slechts op den dood. | |
[pagina 195]
| |
te gebruiken, om deze dooden later weer tot leven te wekken - in wat ik schrijven zal. Ze moeten herleven, opdat de anderen die na hen komen, niet zullen sterven. Ik wil blijven leven - om hen te laten herleven. Ik voel deze verplichting zwaar op me drukken. Indien ik ze niet meer voelde, zou ik ook sterven.... | |
3 MaartTijdens het luchtalarm prees Suire wel een uur lang geestdriftig de schoonheid van de Kathedraal van Chartres. Hij is daar geboren en getogen, kent elk raam en elk portaal, elke boog van de kathedraal. Mij trof vooral, wat hij van een ouden suppoost vertelde, die uit vrees dat in een komenden oorlog de kerk - zijn kerk - vernield zou kunnen worden - op zijn zestigste nog fotografeeren leerde bij een beroemd fotograaf, en niet rustte, voor hij in 1940, kort voor de bezetting dus, een album met niet minder dan 250 foto's van de kathedraal gepubliceerd had. | |
's Avonds laatOf de Martini-toren nog staat? Ze is wel is waar niet zoo'n groot kunstwerk als Suire's kathedraal van Chartres, maar voor mij beteekent ze: Groningen, geboortestad en jeugd, het steeds vertrouwde gevoel van zich thuis voelen - van weer thuis zijn. En het carillon! Ook haar klanken zou ik noode missen. Haar muziek geeft me meer dan ooit een ander klokkenspel, waar ook ter wereld, me geven kan. Ik begin hier waarachtig naar den Martinitoren te verlangen.... | |
4 MaartDe doodenlijst wordt steeds langer en langer........ Minstens vier maal per dag moet ik naar den blokschrijver van blok 30 gaan - het ‘Invalidenblock’, dat uitsterft - om een opgave van de nieuwe dooden te halen. Nu zooveel vrienden ziek zijn en hulp noodig hebben, kom ik tijdens de ‘Mittagsruhe’ bijna niet meer tot lezen, maar ik | |
[pagina 196]
| |
weiger - nu tenminste - over vlektyphus en luizen, over honger en kou te praten. Ik probeer 's avonds, bijzonder tusschen zes en zeven wanneer de electrische stroom afgesloten is, na te gaan wat ik de laatste maanden las. Heb daarbij voor me zelf opnieuw geconstateerd, dat de Duitsche Romantiek oneindig veel meer is, dan alleen een ‘literaire richting’ Ik wist dat, maar besef het nu weer, nu ik hier vele Romantici herlezen heb. De Romantiek heeft ons o.a. een nieuw gevoel voor kunst geschonken, dit een naam gegeven, en vanuit dit gevoel de oude Nederlandsche en Vlaamsche schilderkunst en de sagen en legenden der middeleeuwen tot nieuw leven gewekt. Een grondige kennis der Romantiek is - ook dit dringt steeds meer tot me door - onmogelijk, wanneer ik me uitsluitend tot de literatuur zou beperken, en niet tevens de schilderkunst, de muziek en de wetenschap van die periode bestudeer. En dan is er nog de sociale kant, die me vooral belang inboezemt, maar waar ik nog niet aan toe ben....... | |
's AvondsMiesen is gelukkig over de crisis heen. Hij is nog heel zwak, maar het gevaar is geweken. Hem druivensuiker gebracht van blok 26. | |
's AvondsVandaag tot de conclusie gekomen dat ik in één bepaald opzicht hier in Dachau eigenlijk veel ‘vrijer’ ben.... dan ik ooit was: Bevrijd van de angst voor den Dood! Nu hij dagelijks om ons waart, is hij een oude bekende voor ons geworden, zijn we - om zoo te zeggen - bijna familiaar met hem...... | |
[pagina 197]
| |
Ik zal dit gevoel van innerlijk vrij-zijn, later, als ik ‘vrij’ ben, trachten te behouden..... | |
6 MaartWiardi Beekman is in het Revier opgenomen. Ik stond bij den ingang toen hij door twee uit zijn blok werd binnengebracht. Hij waggelde op zijn beenen, maar deed alle moeite om zich staande te houden. Aan den krampachtigen trek om zijn mond was te zien, dat het hem de allergrootste inspanning kostte. Ineens wierp hij, heel onverwacht, het hoofd trotsch in zijn nek, met een beweging als of hij naar... het schavot werd geleid. Voelde hij, dat de Dood reeds zijn zeis voor hem gewet heeft? | |
's AvondsBij W.B. geweest. Hij schijnt reeds vier dagen koorts te hebben en zijn temperatuur was sinds vanmiddag nog gestegen. Hij herkende me nauwelijks. We vrezen het ergste, omdat hij al zoolang ziek in zijn blok heeft gelegen, en dus niet dadelijk een injectie kreeg. | |
7 MaartMe tusschen zes en zeven, toen het licht uitgeschakeld was, gedwongen weer aan de Duitsche Romantiek te denken. Aan Jean Paul, die me niet loslaat. Hij is - volgens mij - eigenlijk een van de grondleggers der Romantiek, ondanks het feit, dat de beide Schlegels hem als zoodanig niet wilden erkennen. Hij wás echter de Romantiek en behoefde hare theorieën dus niet te verkondigen, zooals de beide Schlegels. Ik kan me nauwelijks voorstellen, dat deze - ondanks de literaire schoonheid - voor onze begrippen toch vaak langdradige boeken destijds verslonden werden, en in afleveringen verschenen, die men elkaar uit de handen rukte; maar toch is dat het geval geweest. Jean Paul bracht zijn lezers tot ontroering door een literaire | |
[pagina 198]
| |
kunst, die bijna muziek was. Misschien schuilt hier wel de oorzaak voor de liefde en genegenheid die men vooral vroeger voor zijn werk koesterde. | |
8 MaartHet groote sterven gaat steeds verder. Vandaag Leo Musschaerts. In Vught nog een toonbeeld van gezondheid, kwam hij hier een week geleden binnenstrompelen - tot een skelet vermagerd - reeds door den Dood geteekend. Met een flegmoon, die al het begin van sepsis vertoonde. Bescheiden en eerlijk als hij geleefd heeft, zoo is hij gestorven. Hoewel hij stellig veel pijn had, kwam geen klacht over zijn lippen; hij wist dat er geen medicamenten waren..... en dat hij sterven moest. Een uur voor zijn dood sprak hij nog over de Sovjet-Unie, en verheugde hij er zich over, dat ze nu zoo'n machtige rol speelde. Hij vroeg of we later aan zijn vrouw wilden zeggen, dat hij steeds dezelfde was gebleven, geen oogenblik zijn overtuiging ontrouw was geworden. Arme trouwe kameraad van ‘de Vrienden der Sovjet-Unie!’ | |
's AvondsToen ik H. vertelde, dat Leo's laatste woorden de Sovjet-Unie hadden gegolden, maakte hij - eenigszins minachtënd - de opmerking: ‘Een goed bedoelde phrase van den armen stakker.’ Maar deze ‘stakker’ was een stille held, trouw tot zijn laatste oogenblik, en zoo sterven als hij deed, is iets heel groots, waarbij slechts eerbiedig zwijgen past. | |
9 MaartSteeds meer dooden, dooden, dooden...... Niet alleen in het Revier en in de quarantaine-barakken maar ook in alle andere. Blok 30 - het doodenblok - waar duizend man lagen, is totaal uitgestorven, maar reeds met nieuwe candidaten volgepropt. Ik vrees dat het nogmaals uit sterven zal. Weer duizend dooden dus, alleen reeds in dit blok.... | |
[pagina 199]
| |
Ik mag de dood, die ons hier elk uur, elk oogenblik op de hielen zit, niet m'n gedachtenwereld laten beheerschen. Anders val ik hem zeker ten offer. Ik wil en moet nog meer moeite doen om me tot lezen te dwingen, en als dat niet gaat, mezelf elken dag systematisch een taak voorschrijven. Ik wil beginnen met na te denken over de een of andere figuur uit de Duitsche Romantiek. Ook al kan ik me er slechts een half uur of een kwartier op concentreeren - toch zal me dat helpen. En ik wil opschrijven wat ik dacht, ook wanneer het resultaat misschien mager is.... | |
's AvondsVanavond getracht mijn voornemen te verwerkelijken en enkele gedachten bij elkaar te krijgen over de literaire en cultureele beteekenis van de beide Schlegels, van wie ik hier vele geschriften en brieven gelezen heb. Hun gedichten, die ook in de Lagerbibliotheek zijn, gaven me steeds den indruk: jammer van het papier. Deze poëtische ontboezemingen zijn echter vergeleken bij hun andere werken de minst-belangrijke. Hun tijdschrift ‘Das Athenëum’ b.v., is uit de Duitsche literatuur niet weg te denken. Ze hebben hun land bovendien Shakespeare, Calderon en Cervantes gebracht, en daardoor Duitschland aan de groote Europeesche literatuur gekoppeld, het weer tot een domein van een literair en cultureel Europa gemaakt. Met hun vertalingen en commentaren op Shakespeare, Dante, Pretrarca, Camoens Arioste en Calderon schonken ze hun land iets, dat het te voren niet bezat. Ze ontdekten de Romaansche Middeleeuwen en wekten daarvoor hernieuwde belangstelling. Schlegels' essay over Dante's ‘Divina Comedia’ was een datum van belang in de Duitsche literatuur-geschiedenis. A.W. Schlegels' uitvoerige bespreking van de ‘Römische Elegien’ en Friedrich Schlegels' omvangrijke verhandeling over ‘Wilhelm Meister’ behooren tot de theoretische essays der Romantiek, die een diepgaanden invloed op de beweging uitoefenden. | |
[pagina 200]
| |
heen en weer geloopen. Heb hem gezegd, dat zijn denken zich de laatste weken te veel met den Dood bezig houdt. En dat zijn stemming een logisch gevolg is van zijn denken. Juist Eddie moet, omdat hij een dichter is, meer vertrouwen in het leven en dus ook in de toekomst hebben, maar hij is veel te afwachtend - veel te passief - en van meening, dat we hier allemaal zullen sterven. Heb hem aan een uitspraak van Spinoza herinnerd: ‘Een vrij mensch’ - (want dat zijn we toch - ook hier - ondanks het kamp) ‘denkt over niets minder dan over den dood; zijn wijsheid bestaat niet in de gedachte aan den Dood, maar aan het Leven!’ | |
's AvondsWiardi Beckman's koorts stijgt nog steeds. Hij herkende me vandaag niet, en lag te ijlen; doch ik kon niet verstaan wat hij zei. | |
11 MaartNu ik de laatste dagen met alle geweld - want het kost me werkelijk groote inspanning - mijn gedachten bij de Schlegels tracht te bepalen, op hun oeuvre, hun beteekenis en op hun invloed, kom ik steeds meer tot de overtuiging, dat ze beide heel veel aan Herder te danken hebben, zonder diens werk bijna zelfs niet denkbaar zijn. Herder vestigde niet alleen hun aandacht op Shakespeare, doch deed door zijn boeken ook hun liefde voor de Romaansche Middeleeuwen ontwaken, evenals voor de volkspoëzie; een gebied waarop hij meer baanbrekend werk verrichtte dan waartoe zij ooit bij machte waren, vooral omdat hen het diepe gevoel voor humaniteit ontbrak, dat Herder steeds bezielde. Ze hebben echter geen contact met hem gezocht, evenmin als met Jean Paul. Waarom niet? Me voorgenomen de diepere oorzaak hiervan later na te gaan. | |
's AvondsProfessor Huizinga is gestorven. We lazen het vanmiddag in de ‘Münchener Nachrichten’ Het ging als een loopend vuur door het kamp. | |
[pagina 201]
| |
Het geeft een schok. We hebben ginds - in Nederland - een groot verlies geleden....... Ook sommige Franschen, Tsjechen, Oostenrijkers en Joegoslaven spraken er ons over aan. Huizinga! Dat is voor mij: ‘Herfsttij der Middeleeuwen’ - vele malen gelezen en herlezen, en steeds opnieuw diep geestelijk genot schenkend. Tevens: het fiere antwoord aan van Dam, toen deze den weerspannigen hoogleeraar dreigde met de sluiting der Universiteit: ‘Het verdwijnen van de Leidsche Universiteit is een historische onmogelijkheid!’ Ik heb dit woord vandaag velen buitenlandsche vrienden geciteerd en voelde me trotsch, omdat daarin Nederland op zijn edelst en krachtigst besloten ligt. | |
12 MaartRiccabona, de hulpschrijver van 3, die uit Voralberg komt, vertelde me - wat ik niet wist - dat hier ook vier boekhandelaars uit Tyrol zitten, enkel en alleen voor het feit, dat ze.... prentbriefkaarten met het portret van Andreas Hofer verkocht hadden. Hij wist ook veel bijzonderheden te berichten, over het verzet der Tyrolers, voor wie Hofer het symbool hunner nationale vrijheid is. We spraken ook over Bettina van Arnim, die een vurige bewonderaarster van Hofer is geweest. Zal trachten me morgen hierover meer details te verschaffen. | |
Na het appèlEr is nu al dagen niets te stoken, zoodat we vaak rillen van de koude. Kolen hebben we sedert weken niet meer gezien, en ook de oude kisten, die onze Russische Stubendienst tot nu toe steeds wist te ontdekken, zijn op. Meer latten kunnen we ook niet van de schutting in de Blockstrasse afrukken, en als we weer een doodskist gaan ‘organiseeren’ merken ze dat in de Totenkammer....... Het eenige wat we nog kunnen bemachtigen, zijn oude houten schoenen. | |
[pagina 202]
| |
Ik haal ze tegenwoordig elken avond - na de Arztmeldung - van de dooden, die dan in het Bad liggen. Vier of vijf paar dagelijks - verleden Zaterdag zelfs acht. Vier houten schoenen branden ongeveer een goed halfuur. | |
's Avonds laatWeer bij Wiardi Beckman geweest. De koorts is gezakt, maar zijn pols is heel hoog. De Russische dokter, die hem behandelt, vindt dit heel onrustwekkend en vreest, dat er nog maar weinig hoop op redding bestaat. | |
13 MaartVanmiddag tijdens het luchtalarm gepoogd weer aan Herder te denken. Hij is stellig een van de belangrijkste figuren der Duitsche cultuur, doch werd door degenen, die destijds de klassieke Duitsche literatuur constitueerden niet voldoende gewaardeerd. Zijn werk is weinig gelezen, want hij was een te universeele geest voor het Duitschland, waarin hij leefde. Zijn ‘Ideen zur Philosophie der Geschichte der Menschheit’ werden niet naar waarde geschat, zijn denkbeelden over humaniteit niet aanvaard, zijn gloeiende bewondering voor Spinoza niet begrepen. Hernieuwde studie van Herder en hernieuwde heruitgave van zijn werk lijkt me noodzakelijk. Voor een komend Duitschland, zonder Nazi's, ligt hier een groote taak. Herder wacht op zijn Rennaissance. Jean Paul had gelijk, toen hij schreef: ‘Herder ist nicht ein Stern erster Grösze gewesen, aber ein Bündel von Sternen. Er hat kein Werk seines Genius hinterlassen, dessen vollkommen wert, aber er selbst war ein Meisterwerk Gottes!’Ga naar eind48) | |
Na het appèlHerder was de prozaist die de volkspoëzie uit vele landen verzamelde, Clemens Brentano echter als het ware de naamlooze dichter uit het volk. | |
[pagina 203]
| |
Rheinhardt heeft me hem hier beter leeren kennen, en vele zijner gedichten uit het hoofd voor me opgeschreven. Brentano's poëzie is van een zuiverheid, zooals we slechts bij heel enkele groote kunstenaars vinden, b.v. bij de van Eycks en bij Fra Angelico. Voortreffelijk in dit verband Caroline's woorden over zijn ‘Romanzen’, wanneer ze schrijft, dat het lijkt of ze heel lang geleden zich zelf gemaakt hebben. | |
14 MaartMet behulp van den capo der kampbibliotheek na kunnen lezen, wat Bettina in haar briefwisseling met Goethe over Andreas Hofer schreef. Zij volgde van uit München vol spanning den vrijheids-strijd van de Tyrolers die zich voor hun Keizer, die hen in den steek had gelaten, opofferden. Haar brieven aan Goethe uit die periode zijn niet alleen een lyrische beschrijving van bijen en vlinders, zooals de voorafgaande, maar heel anders van toon:
‘Ach Goethe, wenn ich sollte ins Tyrol wandern und zur rechten Zeit kommen, dass ich den Heldentod sterbe!’Ga naar eind49) Goethe stelt me echter teleur, zijn reactie is me te.... Olympisch. Waarschijnlijk is m'n oordeel onrechtvaardig, en misschien zal ik het later moeten herzien, maar nu voel ik het zoo. Hij schreef in die dagen - de dagen van Aspern en Wagram - zijn ‘Wahlverwandtschaften’ en antwoordde Bettina op haar brief over Hofer's dood: ‘Indem ich nun Deinen letzten Brief zu den anderen lege, so finde ich abermals mit diesem eine interessante Epoche abgeschlossen (1807-1810). Durch einen lieblichen Irrgarten zwischen philosophischen, musikalischen und historischen Ansichten hast Du mich zum Tempel des Mars geleitet und überall behauptet sich Deine gesunde Energie.’Ga naar eind50) Terwijl de wereld in brand staat, bloedige omwentelingen plaats vinden en heele volkeren hun nationale zelfstandigheid verdedigen met inspanning van al hun krachten, ziet Goethe slechts: ‘kaprizieuse Transformationen des Lebens.’ | |
[pagina 204]
| |
En het bloed van de honderden Tyrolers, die evenals Andreas Hofer stierven voor de vrijheid, bezit voor hem alleen beteekenis als ‘poetisch Fluidum:’ ‘Du hast wohl recht zu sagen’, schreibt er an Bettina - ‘dass, wo der Boden mit Heldenblut getränkt wird, es in jeder Blume neu hervorspriesse.’Ga naar eind51) Nee- nee- nee- ik kan hier in Dachau dergelijke uitingen, zelfs van een genie als Goethe, niet lezen zonder innerlijk in opstand te komen. | |
's AvondsWiardi Beckman's toestand is hopeloos. Hij ligt nog steeds op zijn rug en fantaseert onsamenhangend. Zijn gezicht is heelemaal verwrongen - vooral zijn mond - en bijna onherkenbaar. Hoevelen heb ik de laatste weken reeds zoo zien sterven. Ook Rheinhardt stierf zoo....... | |
Na het appèlToen we tijdens de Mittagsruhe in de zon zaten, naast de Totenkammer, en - natuurlijk - over W.B. spraken.... werd zijn lijk voorbijgedragen. Er waren - in nog geen half uur - reeds tien of acht maal dragers met dooden langs gekomen, een schouwspel, waar we aan gewend zijn. Toen twee verplegers van blok 11 naderden, keken S. en ik toevallig dien kant uit, en daar het laken op het lijk wat weggegleden was, werd het hoofd zichtbaar en herkenden we plotseling: Wiardi Beekman! We hebben hem toen nog een laatsten groet gebracht. | |
Een uut laterEddie wilde W.B. 's lijk nog vaarwel zeggen; ook hij was diep | |
[pagina 205]
| |
treurig, en ik geloof, dat hij zijn gevoelens in een gedicht wilde uiten en hem daarom voor de laatste maal van aangezicht tot aangezicht zien: naakt op de straatstenen voor de Totenkammer. Drost en ik rieden het hem af, we wisten dat W.B.'s gelaatstrekken heel verwrongen waren. Toen Eddie echter bleef aandringen, en we er toch heengingen, waren de Russen van het Crematorium juist bezig de lijken op den wagen te stapelen. We konden hem niet meer tusschen de anderen vinden. | |
16 MaartDe Pool van de Totenkammer heeft een doodenmasker van W.B. gemaakt. Ik had er bij Con op aangedrongen dat hij, omdat hij den Pool beter kent, met hem er over zou onderhandelen. Dr van D., Suire en ik hebben voor de sigaretten gezorgd, zoodat de Pool tijdig gips kon organiseeren - en zelfs ook tevreden was. Ik vermoed, dat zijn familie en het partijbestuur van de S.D.A.P. later graag W.B.'s doodenmasker zal willen bezitten. Zelf wil ik later ook een afgietsel vragen. | |
's AvondsIk heb bij bijna alle dokters geïnformeerd naar het sterftecijfer bij vlektyphus. Beneden de 35 jaar is het 40 procent, boven de 45 - in onze omstandigheden - 80%. Bovendien komen dan meestal nog complicaties bij: trombose - oorontsteking - verlamming. Niet erg bemoedigend. Drost vertelde me echter, dat op zijn zaal iemand van over de 50, die vlektyphus had, na een paar weken weer totaal genezen was. Een Nederlander. Ik geloof dat hij uit Amsterdam komt, Smit heet en notaris is. Als ik zelf nu een sombere bui heb en over de 80% pieker, dwing ik me aan dien notaris te denken; en wanneer vrienden pessimistisch zijn, verwijs ik hen nu steeds naar dien Amsterdammer: | |
[pagina 206]
| |
‘Op 3 lag echter een notaris, die...... enz. enz.’ Dat helpt altijd... Bij mezelf ook..... Leve de notaris! | |
17 MaartTijdens het luchtalarm heb ik overdacht, dat we niet alleen de associatie Goethe-Schiller bestudeeren moeten, doch ook die tusschen Herder en Jean Paul. Hun verbond was immer oneindig veel meer dan een vriendschap van zuiver persoonlijken aard. Dit is een zoo goed als onbekend hoofdstuk uit de klassieke Duitsche literatuur; een, waaraan de literatuur-geschiedenis nog niet voldoende aandacht heeft besteed, en dat nog geschreven moet worden. | |
's AvondsChris Lebeau is in het Revier opgenomen. Hij ligt op 3 bij Drost en Arthur; er zal dus wel goed voor hem gezorgd worden. Gelukkig geen vlektyphus. | |
Zondag 18 MaartWeer vroeg dienst gehad bij den ingang van het Revier. Van vier tot negen. Het was erg koud, maar ik hou van dezen dienst. Het is hier dan zoo rustig en stil. Om 4.30 kwam - zooals steeds - de blockoudste van 14 het Frührapport halen. Daarna was ik weer alleen tot zes uur. Een enkele verpleger ging naar de vroegmis in blok 26. Toen bracht de blokschrijver van 30 de lijst van ‘zijn’ dooden van den afgeloopen nacht: 13. Daarna de blokschrijver van 29: 6 dooden. Daarna die van blok 21: 5 dooden. Daarna die van blok 23: 6 dooden. Het sneeuwde den heelen morgen zonder ophouden. Wit en zacht, alsof het overal vrede was. | |
[pagina 207]
| |
19 MaartLebeau gezien. Hij is erg zwak, maar blij dat hij hier in het Revier ligt. Hij vroeg me zijn teekengereedschap te gaan halen, uit barak 22. Hij wil het stubenpersoneel teekenen en hoopt op die manier brijkost te krijgen, en misschien zelfs wel zonder dieet, wat voor Chris bijzonder belangrijk is, omdat hij als vegetariër nog steeds weigert de soep te eten en beweert, dat er wel vleesch in is; (wij hebben het er nog nooit in kunnen ontdekken.) Heb hem weer gezegd de soep tóch te nemen, omdat er ten minste nog eenig voedsel in zit, en hij anders nog zwakker wordt - maar hij blijft principieel op dat punt. | |
20 MaartVanmorgen lag in het straatje voor de Totenkammer een lijk - met kleeren aan. Het was met een vrachtauto gebracht, waarschijnlijk van een buiten-commando. Een buitenlandsche arbeider of iemand van den Volkssturm, dat kon ik niet onderscheiden. Hij had een groote gapende wonde aan zijn hoofd, waar veel zwart-rood geronnen bloed aan kleefde. Het lijk had veel bekijks, alsof een lijk in deze omgeving iets heel ongewoons was, alsof er geen dertig naakte lijken omheen lagen. ----- Ik moest op bevel van den capo als ‘Ordnungsdienst’ fungeeren. Eerst kwam de chefarts, daarna enkele hooge SS - een soort ‘Mord-Kommission’ - die ook foto's maakten; vervolgens nog de Rapportführer, en ten slotte Ruppert. Ook vele verplegers waren onder de nieuwsgierigen. Naar de andere dertig lijken keek niemand. De SS verwaardigde ze met geen blik, hoewel daar veel meer aan te zien was. Ze waren allen immers uitgemergeld en brood-mager. Van sommigen was de buik gezwollen en de huid al zwart; anderen zaten onder de zweren, weer anderen vertoonde aan hun beenen en op hun rug flegmonen en open gaten, zoo groot als theeschoteltjes. Twee misten een been, één een arm. De SS vermoedt, dat de doode man vermoord is; ze heeft daarom foto's genomen en uitvoerige notities gemaakt. | |
[pagina 208]
| |
Zijn de andere dertig soms niet vermoord? Zijn die dan een natuurlijken dood gestorven? | |
21 MaartNu ik dag-in dag-uit met de doodenlijst van blok tot blok ga - vaak zelfs twee of driemaal - weet ik met stellige zekerheid dat ---- honger de voornaamste oorzaak van het groote sterven is. In blok 2, waar de meeste Duitschers liggen: bijna geen dooden. Ze zijn al heel lang in het kamp, hebben ‘goede’ commandos en dus ook meer te eten. In blok 14: geen dooden. Daar ligt het keukenpersoneel. In blok 18: bijna geen dooden. Het blok van de Tsjechen, wier paketten tot nu toe nog aankomen. In blok 26 - het geestelijken blok -: bijna geen dooden. Ze hebben heel lang en heel veel paketten ontvangen; een groot aantal van hen ontvangt ze nog. Overal elders: dooden - dooden - dooden. De lijken liggen niet alleen in het straatje voor de Totenkammer, doch thans ook voor de quarantaine-barakken, naakt in de sneeuw - vaak zelfs er onder. Ze liggen ook in de Waschlokalen en in de W.C. | |
's AvondsOnder de dooden in het Bad, waar de nieuwe patiënten - koorts of geen koorts, typhus of geen typhus - eerst moeten baden voor ze in een Revierbarak opgenomen worden, waren vanochtend drie met een been-prothese. Ik heb ze van de lijken afgehaald en naar den apotheker gebracht, want hij vraagt daar altijd naar, omdat er geen nieuwe protheses meer te krijgen zijn. In ‘ruil’ gaf hij me twee oude kisten! Ik heb ze triomphantelijk naar onze Stube gebracht, waar we ze nu opstoken. Een goede avond dus met een kachel, die minstens een uur zal blijven branden. | |
[pagina 209]
| |
22 MaartDe zesde van mijn collega's (d.w.z. van onze zeven man ‘Ordnungsdienst, Revier’) is vanmorgen in barak 11 aan vlektyphus gestorven. De kleine Pool met zijn eene arm heeft buik-typhus - en schijnt het ook niet te halen. Verleden week de dikke Pool, en de Duitscher uit Dalmatië, die 's avonds in onze Stube altijd zoo weemoedig mandoline speelde. Wanneer zal het mijn beurt zijn? | |
's Avonds laatBij Frits H. geweest, die me weer over mijn sombere stemming heen geholpen heeft. Toen ik hem vertelde, dat mijn zesde collega vanochtend gestorven was, en daarbij schijnbaar een heel terneergeslagen indruk maakte, was het eenige wat hij antwoordde: ‘Dan is er daar verder niets aan te doen: nu ben jij dus aan de beurt.’ Ik werd toen zoo nijdig, dat ik dadelijk heelemaal over mijn depressie heen was. | |
's AvondsEr is vanmiddag een Franschman binnengebracht, die wel spoedig sterven zal. Hij is niet bij kennis en heeft een flegmoon op zijn rug, even boven zijn zitvlak, zoo groot als mijn handpalm. Toen Suire hem verzorgde, zag ik dat het wondvleesch geel en grijs en op sommige plaatsen licht-groen was; een doordringende lucht van verrotting hing om het bed. Een vriend uit zijn blok, die hem een uur later kwam opzoeken, vertelde dat de zieke Henri Bernard was: een schrijver die al enkele romans gepubliceerd heeft onder den naam Francois Vernet. | |
[pagina 210]
| |
Of dit zijn echte naam is en Bernard een pseudoniem of andersom weet ik niet, en ik heb er ook niet naar gevraagd. Hij ligt op zijn buik, eet en drinkt niet en steunt telkens van de pijn. Suire gaf hem er iets tegen, doch heeft geen hoop en zegt, dat hij reeds algeheele sepsis heeft - al vele dagen. - Ik stond lang voor zijn bed, maar kan ook niets voor hem doen. | |
24 MaartTwee vrienden van Bernard gesproken. Ze vertelden, dat B. nog maar zevenentwintig is, en behalve een paar tooneelstukken ook twee romans gepubliceerd heeft: ‘Ce bon Temps’, dat bij de N.R.F. verschenen is en een tweede door bemiddeling van Leon Pierre Quint onder de titel ‘Vous ne mourrez nullement.’ B. zelf heeft dit boek nog niet gezien - hij zat al, toen het gedrukt en uitgegeven werd - maar een vriend, die pas in Dachau gekomen is, had een exemplaar bij zich. Dat werd hem hier weliswaar afgenomen, maar ze hebben het met behulp van Duitsche vrienden terug weten te krijgen en nu op de Lagerboekbinderij (tegen betaling van veel sigaretten) laten binden: in een blauw-wit-rood omslag. Alles in het geheim, want ze wilden B. er mee verrassen. Toen ze vandaag met hun geschenk voor zijn bed stonden - in de hoop, dat het hem nieuwe moed zou geven - zag en herkende hij hen niet meer, lag hij op zijn buik te rochelen..... al in de coma. | |
25 MaartNu ik me - reeds dagenlang - door het in gedachten nagaan van Herder's werken tracht af te leiden en staande te houden, heb ik voor me zelf plotseling ontdekt, welke plaats de uitgave der Latijnsche gedichten van den Jezuïet Baldus in H's ideën-wereld inneemt. Ik heb dit bundeltje een paar jaren geleden in een antiquariaat ontdekt, maar toen niet goed begrepen hoe Herder er toe kwam deze voorrede te schrijven. Nu weet ik echter, dat de ontmoeting met Baldus voor Herder dezelfde beteekenis heeft, als de ‘Kloosterbroeder’ voor Wackenroder: | |
[pagina 211]
| |
de reactie op het katholieke Zuid-Duitschland - op het Katholicisme. | |
26 MaartBernard is gestorven. Vanmorgen om vijf uur. Suire is dezen nacht nog twee keer opgestaan om hem wat tegen de pijn te geven....... Ik zal dit gestage roepen: ‘Stubendienst’ - ‘Stubendienst’, - met een Fransch accent en den klemtoon op de laatste lettergreep - steeds opnieuw, klagend en wanhopig, nooit vergeten........ Nicolai, de Stubendienst zat naast hem, zonder dat B. hem herkende. Ook hij kon hem niet meer helpen. | |
's AvondsSuire en ik zijn het lijk van Bernard gevolgd tot de Totenkammer. Wat konden we anders nog voor hem doen? | |
27 MaartToen ik vanmorgen, nadat ik met de doodenlijst langs de barakken gegaan was, onze Stube weer binnenkwam, riep me iemand vanuit een bovenbed. Een nieuwe, een Hongaar van een jaar of vijftig. ‘Bitte, ein biszchen Suppe, Herr Dokter!’ Ik ging naar hem toe. Hij smeekte nogmaals om soep en voegde er, nog voor ik hem kon antwoorden, aan toe: ‘Sie können später alles von mir haben, bei mir in Budapest, wohnen und essen und trinken; Sie dürfen auch mit meinen Töchtern schlafen - 17 und 19 Jahre, schöne Mädchen.......’Ga naar eind52) en hij maakte, recht op zittend, met zijn bevende magere hand een gebaar, alsof hij een jonge borst nateekende..... Ik wilde hem juist antwoorden, en niet zeer vriendelijk natuurlijk, toen Bilek van de Schreibstube me kwam roepen om een nieuwe doodenlijst van blok 30 te gaan halen. | |
[pagina 212]
| |
's AvondsToen ik een uur geleden weer in de Stube kwam, riep de Hongaar me opnieuw: ‘Herr Dokter, Herr Dokter, wollen Sie meine Töchter nicht?’Ga naar eind53) Ik heb hem soep gehaald, en hem - nog al ruw - aan het verstand gebracht, dat hij zich niet zoo moet laten gaan, niet zoo vernederen....... De man is stellig slap, heel slap, - maar schuldig zijn in de eerste plaats de anderen, degene die hem zoover gebracht hebben. | |
Even voor het slapenIk begin langzamerhand te gelooven, dat de Hongaar heelemaal geen dochters bezit, maar loog, omdat de honger er hem toe heeft gedreven, om ten koste van alles mijn aandacht te trekken. | |
28 MaartBlock 21 is een hel. Een hel in de hel. Toen ik vanmorgen Stube 1 van dit typhusblok binnenkwam om mijn doodenlijst te laten teekenen, was de blokschrijver ziek. Vlektyphus. Ik ken hem - een jonge vriendelijke Pool. Nu lag hij in zijn hoek te rillen van de koorts. ‘De hulpschrijver?’ ‘Ook vlektyphus. In het bed boven den blokschrijver.’ ‘De blokoudste?’ ‘In het Revier met typhus.’ ‘De Stubenoudste?’ ‘In zijn hoek met vlektyphus.’ ‘De Stubenschrijver?’ ‘Typhus!’ Om de tafel zaten een paar Russen te slapen, de meeste andere Häftlinge lagen op hun stroozakken en bewogen zich nauwelijks. Ze hadden òf hooge koorts, òf waren heel slap en mat. Ook in het waschlokal van de Stube lagen sommige. Ze hadden diarrhee en waren daarom met hun stinkende matrassen hier neergelegd. | |
[pagina 213]
| |
Naast hen - in een hoek - lagen zes lijken, opgestapeld alsof het turven waren. | |
29 MaartBij mijn dagelijksche overpeinzingen een ontdekking gedaan, die ik later uit wil werken: vele belangrijke figuren der Duitsche cultuurgeschiedenis vertoonen in hun jeugd vaak een weemoedig zoeken naar de mystieke ‘blaue Blume’, dat dan na enkele jaren eindigt in een - professoraat voor Oostersche talen. Niet alleen Friedrich Schlegel die, na zijn studie der Duitsche mystici - vooral van Böhme en Eckhardt - zich in Parijs in de Oostersche talen specialiseerde en daar een der eerste Duitsche grondleggers der Sanskrit-studie werd. Joseph Görres schreef, nadat hij oude Duitsche legenden verzameld had, zijn ‘Mythengeschichte der asiatischen Welt.’ Schelling publiceerde op lateren leeftijd zijn ‘Gottheiten von Samotrake,’ en prof. Creuzer zijn ‘Symboliek.’ En toen de revolutionnair Georg Forster stierf, vond men naast z'n bed een vertaling der Sakuntale van zijn hand. Besloot Wilhelm von Humboldt zijn leven niet met een vertaling der Mahabharata? En legden Schopenhauer, Bachofen en Klages niet dezelfden weg af? Ik geloof dat hieruit - uit deze feiten - later conclusies te trekken zijn, die bij kunnen dragen tot een diepere karakteristiek der Duitsche cultuur. Nu ben ik hier niet toe in staat en reeds verheugd, dat ik deze korte notities neerschrijven kan. | |
's Avonds laatDuikt ‘Asia’ ook niet op in Hölderlin's hymnen uit die jaren? | |
30 MaartIn het bed, waarin Bernard een paar dagen geleden stierf, ligt sinds gisteren een oude Spanjaard met grijs haar. Niemand kent hem, niemand weet iets naders van hem. Ali, de Poolsche chirurg heeft gisteren zijn rechterbeen geamputeerd. Den heelen nacht hoorde ik hem kermen en roepen: Madré - | |
[pagina 214]
| |
madré - madré, en moest daarbij weer aan een nacht in Madrid denken, toen de Duitschers de stad bombardeerden, en de gewonden in het ziekenhuis, vlak naast mijn hotel, ook zoo om hun moeder riepen: Madré - madré - | |
's AvondsBij Drost geweest. Het kan vlektyphus zijn, meent hij, maar kon nog niets met zekerheid zeggen. Als - als ik het heb, kom ik op blok 3 te liggen, bij Arthur, en Drost zal me dan dadelijk reconvalescenten-serum geven. Ik wil - wanneer het zoover is - rustig en bewust de koorts afwachten, en steeds de gedachten aan doodgaan weren. Ik wil de overwinning meemaken, verder leven - en verder vechten. |
|