Cort begryp van het godtvruchtigh ende deughtsaem leven van Sr. Anna van Schrieck
(1698)–Johanna-Maria Michielssens, Anna Rossoms– Auteursrechtvrij
[pagina 161]
| |
Dryvuldigheydt, offerden allen de verdiensten van het mensch gheworden Woordt des Vaeders, tot voldoeninge van alle mijn ongetrouwigheydt: voelden ick in mijn siele eenen diepen vrede, met eene groote innige ruste, ende ontfonck de heylige Communie met een levendigh geloof. Naer dat ick de heylige Communie had ontfangen, scheen ick inwendigh te sien met mijn inwendigh ghesicht mijn siele schoon en claer-blinckende; maer niet soo blinckende, oft soo glorieus, gelijck den Heere my den neghensten Julij had laeten sien, een siele die gesuyvert ende niet bevleckt en is met de alderminste vlecke van eenighe onvolmaectheydt. Dit gesicht bleef eenighen tijdt dueren, ende vergonck allenskens. Het verstandt wierdt verlicht met eene boven natuerelijcke kennisse van het Goddelijck wesen, het welck met geen woorden en can uytgesproken worden, den wille was oock sterck besigh met beminnen, het welck scheen te wesen eenen voorsmaeck vande toe-comende saligheydt. 153. Ende ick hadde een hert-grondigh medelijden met de arme sondaers, ende wenschten uyt mijn binnenste, dat ick mocht lijden om voor hun te voldoen, op dat sy mochten deelachtigh wesen van het gene ick inwendigh was genietende: want my docht het onmoghelijk soude zijn, sy alsdan noch eenighe sonden soude connen doen: ende ick wenschten oock veel te lijden uyt een suyver liefde tot Godt, tot een weder-liefde, dat hy my vander eeuwigheydt soo be- | |
[pagina 162]
| |
mint heeft, al en cost ick daer niet met alle mede verdienen. |
|