den, ende sy selven glorificeerde in my. Op soo een wonder manier dat het verstant daer weynigh cost van begrypen, veel min kan uyt-gesproken worden, door dien dit gheschiet op een seer wonder manier, in't binnenste van den gront; ende de crachten waeren alsdoen op-gheschorst van hunne werckinghe, soo dat ick de minste werckinghe niet en cost doen,
Om voor jmant te bidden, die my gherecommandeert waeren, maer moest my houden lijdender-wijs, ende ick hadde eenen grooten innighen vrede, ende vreught des geests.
121. Ick hebbe oock somtijdts langhen tijdt geweest in een wesentlijck genieten vande tegenwoordigheydt Godts: oock in mijn uytwendighe occupatien, al was't dat ick at, oft dronck, oft met de menschen sprack, dat en dede my inwendigh gheen beletsel van het Goddelijck genieten: maer had het selve oock dickwils met een seer levendigh gheloof, waer door ick soo onsteken wierdt vande liefde, dat my dunckt, en hadde den Beminden my niet ondersteunt, ick van liefde soude ghestorven hebben.
122. Ick heb oock dickwils geweest in een grondigh vernieten mijns selfs, soo dat ick somtijdts uyt-berste in traenen, door de kennisse die ick hadde in mijnen grondt, dat ick gheloofde te zijn de onweerdighste, en ondanckbaerste van allen de creaturen, ende een verquistersse vande gaeven Godts: ende dat ick niet ghenoech en cost considereren de goetheydt Godts, dat hy mijn onghe-