1687. 2. Juny.
113. NAer dat ick de heylighe Communie had ontfanghen, en naer dat ick uyt mijn binnenste wenschten altijdt met mijnen Beminden vereenight te blijven: scheen my inwendigh van den Heere gheleydt te worden dese woorden, blijft in my en ick sal in u blijven: och, hoe jaloers is onsen Goddelijcken minnaer: die niet en wilt ghedooghen de minste vrijwillighe reflextie buyten hem.